voorbereiding op proefwerk brugklas

voorbereiding op proefwerk grammatica en spelling  brugklas
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

voorbereiding op proefwerk grammatica en spelling  brugklas

Slide 1 - Diapositive

Wat moet je leren voor de toets?
  • Je weet wat een zelfstandig naamwoord en een lidwoord is en kan ze toepassen.            ( blz. 112 / 113)
  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en kan ze toepassen. (blz. 116 t/m 118)
  • Je weet wat de trappen van vergelijking zijn en kan ze toepassen (blz. 119 t/m 121)
  • Je weet wat werkwoorden zijn. Je herkent de volgende werkwoordsvormen: hele werkwoord, voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en gebiedende wijs                   (blz. 112 t/m 125)

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel lidwoorden zitten er in onderstaande zin?
De winkelier hield het meisje tegen.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

Wat is het lidwoord of zijn de lidwoorden in de volgende zin:
De overgang van de eerste naar de tweede klas is soms moeilijk.

Slide 4 - Question ouverte

Hoeveel zelfstandig naamwoorden zitten er in onderstaande zin:
De winkelier hield het meisje tegen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Benoem de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin:
Heeft Jan gisteren zijn nieuwe adres nog doorgegeven?

Slide 6 - Question ouverte

Welk lidwoord past bij het volgende zelfstandig naamwoord?
rekenmachine

Slide 7 - Question ouverte

Welk lidwoord past voor het volgende zelfstandig naamwoord?
kleinigheidje
A
de
B
het
C
een

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het volgende bijvoeglijk naamwoord?
(aardig) meisje

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het volgende bijvoeglijk naamwoord?
(stenen) huis

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het volgende bijvoeglijk naamwoord?
(lief) paarden

Slide 11 - Question ouverte

Noteer de foute bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:
De vriendelijke meisjes droegen de zwaren tas gezamenlijk over het groote schoolplein.

Slide 12 - Question ouverte

Noteer het verkeerd geschreven bijvoeglijk naamwoord en leg uit wat er niet klopt.
Het verlegen meisje scoorde hooge cijfers bij de toets.

Slide 13 - Question ouverte

Noteer het verkeerd geschreven bijvoeglijk naamwoord en leg uit wat er niet klopt.
De aluminiumen boot had een polyester bodem.

Slide 14 - Question ouverte

Maak twee zinnen. Een zin waar fiets een werkwoord is en een zin waar fiets een zelfstandig naamwoord is.

Slide 15 - Question ouverte

Maak twee zinnen. Een zin waar lopen een werkwoord is en een zin waar lopen een zelfstandig naamwoord is.

Slide 16 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de vergrotende of overtreffende trap.
Texel is het (groot) eland van Nederland.

Slide 17 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de vergrotende of overtreffende trap.
Mijn broer is veel (klein) dan ik.

Slide 18 - Question ouverte

Noteer hieronder alle werkwoordsvormen.
Ik wil de Donald Duck graag gaan lezen.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer van de zin hieronder alle werkwoordsvormen.
De Nederlandse Donald Duck is voor het eerst verschenen in 1952

Slide 20 - Question ouverte

Is het woord in hoofdletters een werkwoord?
Ik BEGIN altijd op tijd aan mijn huiswerk.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Is het woord in hoofdletters een werkwoord?
Aan het BEGIN van de wedstrijd ben ik zenuwachtig.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Is het woord in hoofdletters een werkwoord?
GA naar de volgende opdracht in je boek.

A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Benoem
1. Dingen die je in deze opdracht geleerd hebt.
2. Dingen die je interessant vond.
3. Vraag / Vragen die je nog hebt.

Slide 24 - Question ouverte

Welk cijfer geef je jezelf voor deze opdracht?
010

Slide 25 - Sondage