Thema 2 BS 3 en 4 Cellen en celkern

Thema 2 BS 2 Organen van planten

Aan het einde van de les kan je:
- Aangeven welke organen een plant heeft

- Aangeven wat de functies van die organen zijn

- Aangeven wat de orgaanstelsels van planten zijn
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Thema 2 BS 2 Organen van planten

Aan het einde van de les kan je:
- Aangeven welke organen een plant heeft

- Aangeven wat de functies van die organen zijn

- Aangeven wat de orgaanstelsels van planten zijn

Slide 1 - Diapositive

Wat is de functie van bladeren?
In de bladeren zitten bladgroenkorrels.
Bladgroenkorrels zijn voor de fotosynthese
A
stevigheid
B
CO2 afgeven
C
fotosynthese
D
water afgeven

Slide 2 - Quiz

Wat is de functie van de stengel?
A
Vervoeren van zonlicht
B
Vervoeren van water en voedingsstoffen
C
Stevigheid van de plant
D
Handig voor bladluis

Slide 3 - Quiz

Je ziet hier de punten van een wortel met wortelharen. Wat is een taak van de wortel?
A
watertransport, voedselopslag
B
wateropname, stevigheid in de grond
C
voedsel maken, voedselopslag
D
groei van de plant, watertransport

Slide 4 - Quiz

Wat transporteert het vatenstelsel van de bladeren naar andere delen van de plant?
A
Water en koolstof
B
Water en mineralen
C
Zuurstof
D
Glucose

Slide 5 - Quiz

Wat doet de wortel met de wortelharen?
A
Vastzetten in de bodem
B
Eten maken
C
Water opnemen

Slide 6 - Quiz

Door wortels wordt opgenomen
A
koolstofdioxide en water
B
zuurstof en koolstofdioxide
C
water en zuurstof
D
water en mineralen

Slide 7 - Quiz

Thema 2 BS 3 en 4 Cellen en celkern

- Je kent de onderdelen van een dierlijke cel en weet waar ze liggen

- Je kent de onderdelen van een plantaardige cel en weet waar ze liggen

- Je weet wat er in de celkern van cellen zit en wat het doet


Slide 8 - Diapositive

Dierlijke cel
  • Een dierlijke cel heeft drie onderdelen:

  1. Celmembraan (buitenste laag)
  2. Cytoplasma (opvulling)
  3. Celkern (regelt alles)

Slide 9 - Diapositive

Dierlijke cel
een dierlijke cel heeft:
  • wel celmembraan
  • wel celkern
  • wel cytoplasma
  • geen celwand
  • geen vacuole
  • geen bladgroenkorrels

Slide 10 - Diapositive

Welke cel is de dierlijke cel?
A
Cel A (de linker)
B
Cel B (de rechter)
C
Cel A en B
D
Geen van beide cellen is een dierlijke cel

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van de celkern?
A
Geeft stevigheid aan de cel
B
Houdt water en opgeloste stoffen vast
C
Regelt de opname en afgifte van stoffen
D
Regelt alles wat er in de cel gebeurt

Slide 12 - Quiz

5. Kun je cellen met het blote oog zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

13. Hebben dierlijke cellen een celwand?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

20. Wat heeft een dierlijke cel?
A
Bladgroenkorrels
B
Celmembraan
C
Celwand
D
Vacuole

Slide 15 - Quiz

Bij dierlijke cellen zorgt de celwand voor stevigheid

A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

plantencel


  • Celwand
  • Celkern
  • Celmembraan
  • Cytoplasma
  • Bladgroenkorrels
  • Vacuole

Slide 17 - Diapositive

Plantencel
  • Een plantencel heeft naast een celmembraan ook een celwand

  • De celwand geeft stevigheid aan de cel.

Slide 18 - Diapositive

Plantencel
  • Een plantencel heeft ook bladgroenkorrels .

  • Hierin wordt fotosynthese geregeld en geeft de groene kleur aan de plant.

Slide 19 - Diapositive

Welk onderdeel van de cel wijst de rode pijl aan?
A
Vacuole
B
Celwand
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 20 - Quiz

Welk onderdeel van de cel wijst de rode pijl aan?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrel
C
Cytoplasma
D
Celmembraan

Slide 21 - Quiz

14. Zitten vacuolen in de kern van een plantencel?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

23. Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 23 - Quiz

24. Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?
A
De celkern
B
De celwand
C
De vacuole

Slide 24 - Quiz

Onderdelen plantencel

Slide 25 - Diapositive

Kijk goed naar de afbeelding.
Cel a is een ... cel
A
dierlijke
B
plantaardige

Slide 26 - Quiz

Kijk goed naar de afbeelding.
Cel b is een ... cel
A
dierlijke
B
plantaardige

Slide 27 - Quiz

Chromosomen
In de celkern liggen lange dunne draden, chromosomen, deze sturen de cel aan. 

De mens heeft 46 chromosomen.

Slide 28 - Diapositive

Chromosomen liggen in de celkern
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz



Kun je chromosomen zien?
A
ja
B
nee
C
alleen als de cel kapot gaat
D
alleen als de cel zich gaat delen

Slide 30 - Quiz


Wat zijn chromosomen?
A
lange dunne draden in de celkern
B
het zijn kernen
C
Bevatten eigenschappen
D
zijn cellen

Slide 31 - Quiz

Exit ticket
Er komen 6 vragen.

Maak je ze goed? dan heb je de stof onder de knie!
Heb je nog niet alles goed? Kom dan nog even voor uitleg

Na het exitticket ga je huiswerk maken dat op het bord staat!
Wil je het samen doen? Dat mag :)

Slide 32 - Diapositive

9. Bladgroenkorrels komen in cellen van planten en dieren voor.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Welk onderdeel vind je niet in een cel van een hond, maar wel in een cel van een blad van een rozenplant
A
Bladgroenkorrels
B
Celkern
C
Celmembraan
D
Cytoplasma

Slide 34 - Quiz

Waar in een plantencel zit het celmembraan?
A
Tegen de vacuole aan
B
Aan de buitenkant tegen de celkern
C
Aan de buitenkant van de celwand
D
Aan de buitenkant van het cytoplasma

Slide 35 - Quiz

23. Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 36 - Quiz

Iemand bekijkt een cel onder de microscoop. Hij neemt het volgende waar: celkern, plastiden en een vacuole.

Op basis van welke kenmerken weet de leerling zeker dat dit cellen zijn van een plant?

A
Op basis van de plastiden
B
Op basis van de celkern en vacuole
C
Op basis van de vacuole
D
Op basis van de plastiden en vacuole

Slide 37 - Quiz

Waaruit bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Weefsel
C
Cellen
D
Celkern

Slide 38 - Quiz