Jeugdjournaal: quiz (met LessonUp en wisbordjes)

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 21 januari
tot en met
maandag 24 januari
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 21 januari
tot en met
maandag 24 januari

Slide 1 - Diapositive

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Question ouverte

Programma
1)    Woorden noemen bij een video.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden typen.
B)   Of één of meer zinnen typen.
C)   Of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Diapositive

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de drie video's: 
A) twee of meer woorden typen, die je niet eerder zelf
     genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

Slide 4 - Diapositive

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een leerling die schrijft.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 5 - Diapositive

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de isk zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 6 - Diapositive

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 7 - Diapositive

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 8 - Diapositive

Spelregels

woord met 1 sterretje*
1 punt
woord met 2 sterretjes**
2 punten
woord met 3 sterretjes***
3 punten
g = de grammatica moet goed zijn.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 de op__ da__**
4 o__?*
2 de mi__ sc__ **
5 of op s__?*
3 c__*
6 kie__*** of
   de keu__***

Slide 11 - Diapositive

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 de open dag**
4 online?*
2 de middelbare
   school**
5 of op school?*

3 corona*
6 kiezen*** of
   de keuze***

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 R__*

4 het le__** of
   de mi__** of
   de so__**
2 Oe__*
5 de NAV__***
3 Komt er o__?*
6 Met elkaar pr__**

Slide 14 - Diapositive

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 Rusland*

4 het leger** of
   de militairen** of
   de soldaten**
2 Oekraïne*
5 de NAVO***
3 Komt er oorlog?*
6 Met elkaar praten**

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Lien

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 Op twee boe__**

4 be__**
2 de vo__**
5 de k__*

3 het v__*
    
6 af__**
   ge__**

Slide 18 - Diapositive

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 Op twee
   boerderijen**
4 besmettelijk**
2 de vogelgriep**
5 de kippen*

3 het virus*
    
6 afgemaakt**
   gedood**

Slide 19 - Diapositive

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 20 - Diapositive

Opdracht
Kies één van de video's.
Typ twee of meer woorden, die je niet eerder genoemd hebt.
Of typ één of meer zinnen.
Of typ een samenvatting van maximaal drie zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 21 - Diapositive

Ik vind deze video het interessantst.
Ik kies deze video.
A
Is de open dag op de middelbare school online of op de school?
B
Komt er oorlog tussen Rusland en Oekraïne?
C
Op twee boerderijen is er vogelgriep.

Slide 22 - Quiz

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 23 - Question ouverte

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 24 - Quiz

Ik kan een bijdrage leveren, want ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz