Jeugdjournaal: quiz (met LessonUp en wisbordjes)

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 4 februari
tot en met
maandag 7 februari
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 4 februari
tot en met
maandag 7 februari

Slide 1 - Diapositive

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Question ouverte

Programma
1)    Woorden noemen bij een video.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden typen.
B)   Of één of meer zinnen typen.
C)   Of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Diapositive

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de drie video's: 
A) twee of meer woorden typen, die je niet eerder zelf
     genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

Slide 4 - Diapositive

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een leerling die schrijft.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 5 - Diapositive

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de isk zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 6 - Diapositive

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 7 - Diapositive

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 8 - Diapositive

Spelregels

woord met 1 sterretje*
1 punt
woord met 2 sterretjes**
2 punten
woord met 3 sterretjes***
3 punten
g = de grammatica moet goed zijn.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 C__*
4 de ce__**
2 de O__ W__*
5 de kun__***
3 de op__**
6 de v__*

Slide 12 - Diapositive

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 China*
4 de ceremonie**
2 de Olympische Winterspelen*
5 de kunstrijdster***
3 de opening**
6 de vlag*

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 Ma__**
4 re__**
2 de j__*
5 gra__***

3 de p__*
6 o__*

Slide 16 - Diapositive

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 Marokko**
4 redden**
2 de jongen*
5 graven***

3 de put*
6 overleden*

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 het ste__***
4 de r__*
2 de ani__***
5 de f__*
3 de r__*
6 de o__*

Slide 20 - Diapositive

Doel: je kunt een passend woord noemen.
1 het stekelvarken***
4 de rol*
2 de animatronic***
5 de film*
3 de robot*
6 de opname*

Slide 21 - Diapositive

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 22 - Diapositive

Opdracht
Kies één van de video's.
Typ twee of meer woorden, die je niet eerder genoemd hebt.
Of typ één of meer zinnen.
Of typ een samenvatting van maximaal drie zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 23 - Diapositive

Ik vind deze video het interessantst.
Ik kies deze video.
A
Is de open dag op de middelbare school online of op de school?
B
Komt er oorlog tussen Rusland en Oekraïne?
C
Op twee boerderijen is er vogelgriep.

Slide 24 - Quiz

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 25 - Question ouverte

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 26 - Quiz

Ik kan een bijdrage leveren, want ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz