Coordinerende taken t.a.v. inzetten van medewerkers

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 3

Je wordt beter om andere te begeleiden als je in staat bent leiding te geven aan jezelf. 

Leermiddelen

Profiel PBSD Theorieboek, Thieme, 

Thema 9, hoofdstuk 25 en 27

Eindopdracht

Je beschrijft een persoonlijk verslag met hierin:

1. Wie ben je?
   
2. Wat wil je?
3. Wat kun je?
4. Wat doe je?
5. Welke transfer wil je maken in het vervolg in je rol als coördinator? 

Wanneer geef je leiding?

Persoonlijk leiderschap

- Elke dag geef je leiding aan jezelf

- Persoonlijk leiderschap gaat verder: bewust zijn van de manier waarop je leidinggeeft en welke beslissingen je dagelijks neemt. 

Stukje lezen over persoonlijk leiderschap. 

Ben jij je ervan bewust dat al je handelingen het gevolg zijn van je eigen beslissingen?

Paradigma's 

De manier waarop je naar de wereld, naar anderen en naar jezelf kijkt wordt beïnvloed door je opvoeding, opleiding en mensen om je heen. Je wereldbeeld of je denkbeeld is een paradigma. Je paradigma's kunnen veranderen als je nieuwe inzichten krijgt. voor goed persoonlijk leiderschap is het belangrijk dat je je bewust bent van je eigen paradigma's, omdat deze je gedrag en je keuzes beïnvloeden. 

Je moet je bewust zijn van je paradigma's op de volgende drie gebieden:

1. Paradigma's van jezelf. Vraag: welke paradigma's heb jij over jezelf? Zijn die gedachten vooral positief of negatief?
2. Paradigma's over anderen. Vraag: Vel je snel een oordeel over anderen of wacht je liever even af voordat je een mening vormt?
3.  Paradigma's over het leven. Vraag: Waar leg jij je focus op in je leven: op status, familie, vrienden, partner, principes of iets anders?

Tweetallen

in gesprek met elkaar en beantwoord de vragen.

Week 2

Coordinerende taken t.a.v. inzetten van medewerkers

Waar ging de vorige les over?

Vorige week

Persoonlijk leiderschap

Paradigma's

De zeven eigenschappen

Volgens de Amerikaanse schrijver Stephen Covey zijn er zeven goede eigenschappen die je jezelf aan zou moeten leren om leiding te kunnen geven. Hiermee bedoelt hij vooral het leidinggeven aan jezelf, zodat je uiteindelijk op een goede manier leiding kunt geven aan anderen/ Het gaat om de volgende eigenschappen.

De zeven eigenschappen

1. Wees proactief

2. Stel levensdoelen

3. Geef voorrang aan belangrijk dingen

4. Denk in win-win situaties

5. Luister voordat je reageert

6. Sta open voor synergie

7. Houd jezelf scherp

1. Wees proactief

Dit houdt in dat je initiatief toont in verantwoordelijkheid nemen voor je eigen daden. Voorbeelden van initiatief tonen zijn: contacten zoeken met de familieleden van je cliënten en een oplossing zoeken voor problemen. Het lijkt vaak makkelijk om bij problemen hulp in te schakelen van anderen. Maar als je even stilstaat bij het probleem en op zoek gaat naar een oplossing, dan kun je misschien wel versteld staan van jezelf. Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen daden wil zeggen dat je, als je een fout maakt, niet de schuld in de schoen van een ander probeert te schuiven maar je excuses aanbiedt voor de fout die je gemaakt hebt.

In gesprek

Ga in tweetallen in gesprek over 'hoe proactief 

Coördineren 

Coördinatie wil zeggen het regelen, afstemmen en op elkaar laten aansluiten van verschillende vormen van zorg en ondersteuning rondom de client. 

Wat heb je nodig om goed te kunnen coördineren?

Belang van een goede coördinatie en samenwerking

• Sociale kaart
• Duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling
• Goede communicatie

1. Ketenzorg

2. Coördineren van zorg en ondersteuning

3. Coördinatie van de onderlinge samenwerking

Ketenzorg

Het samenwerkingsverband tussen hulp en zorgverleners van diverse organisaties wordt ook wel aangeduid als ketenzorg. 

Coördineren van zorg en ondersteuning

- Maken van goede afspraken

- Plannen van het werk

- Organisatie van het werk

- Overleg voeren

- Informatieoverdracht

Coördinatie van de onderlinge samenwerking

1. Voor de client is duidelijk wie van de betrokken hulpverleners welke rol heeft. 
   
2. Alle betrokken professionals hebben inzage in dossier en zijn op de hoogte van alle relevante gegevens.
3. Elke hulp en zorgverlener informeert andere collega's en vult het zorgdossier aan.
4. Duidelijke afspraken over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden
5. Waar nodig worden controlemomenten ingepland:overleg/evaluatie. 

Aan de slag

Maken opdracht 1,2,3 uit je werkboek PBSD hoofdstuk 25: blz. 226, 227,228

Theorie in PBSD hoofdstuk 25.2: blz. 324/325

Week 3

- Stel levensdoelen

- Taken van de leidinggevende

De zeven eigenschappen

1. Wees proactief

2. Stel levensdoelen

Stel levensdoelen

Door je bewust te zijn van wat je wilt bereiken in het leven en welke rol je wilt spelen om het leven van anderen, kun je makkelijker handelen vanuit je eigen principes. Hoe zou je als je oud bent willen terugkijken op je leven? Misschien zou je op latere leeftijd willen dat je meer tijd had doorgebracht met familie, reizen of iets anders. Als je je daar nu bewust van bent, kun je daar nu al naar handelen. 

In gesprek met elkaar

Hoe zou je als je oud bent willen terug kijken op je leven?

Taken van de leidinggevende

Doelen stellen

Planningen maken

Motiveren

Delegeren

Instrueren

Beslissingen nemen

Een manier van omgang vinden

Bemiddelen bijconflicten

Controleren en bijsturen

Beoordelen

Casus

Fien is als Pb’er ook stagebegeleidster van Linda. Voor een tussentijdse evaluatie vult Fien een beoordelingsformulier in over Linda. Dit formulier bestaat uit de competenties en vaardigheden die vereist zijn voor het uitvoeren van de functie. Fien geeft bij elke vaardigheid aan of Linda hier al over beschikt of dat ze hier nog meer begeleiding in moet krijgen. Fien vindt he invullen van het formulier wel prettig, omdat ze nu een overzicht heeft van de punten waarop ze Linda nog beter kan begeleiden. Ze neemt het beoordelingsformulier door met Linda en vraagt haar of ze het met haar eens is. Linda begrijpt sommige punten van feedback wel, maar sommige begrijpt ze niet. Fien probeert zo goed mogelijk aan Linda uit te leggen. Uiteindelijk vindt Linda het ook prettig om te weten welke vaardigheden ze al onder de knie heeft en waar ze nog aan moet werken.

 Eindopdracht 

Maak alvast een start met de eindopdracht

waar ging de vorige les over?

Vandaag

Covey eigenschap 3

Leiderschapsstijlen

De zeven eigenschappen

1. Wees proactief

2. Stel levensdoelen

3. Geef voorrang aan belangrijke zaken

In gesprek

Geef jij voorrang aan belangrijke dingen?

Leiderschapsstijlen

Als je je bewust bent van je persoonlijk leiderschap, kun je andere leidinggeven of coördineren vanuit verschillende stijlen. 

Leiderschapsstijlen 

1. mentor

2. Stimulator

3. Controleur

4. Coordinator

5. Innovator

6. Bemiddelaar

7. Producent

8. Bestuurder

In gesprek

Welke stijl past bij jou? En welke stijl zou je lastig vinden? Hoe zou je hieraan kunnen werken?

Vandaag week 5

Reageren op signalen en feedback geven

Covey eigenschap 4 'Denk win-win' 

Eindopdracht

Reageren op signalen

Wat heeft dit te maken met leiding geven

Feedback geven

Ga in gesprek met elkaar over een positieve en negatieve ervaring. 

Denk in win-win situaties

Het leven is geen wedstrijd. Zie je het leven wel als een wedstrijd, dan denk je in win-verliessituaties. Je doet dan je best om er beter van af te komen dan een ander. In een ideale wereld denkt iedereen in win-win situaties en houdt men niet alleen rekening met wat goed is voor zichzelf, maar ook met wat voor de ander een goed resultaat oplevert. Op deze manier help je jezelf en de ander. Onderzoek heeft uitgewezen dat mensen over het algemeen geluk ervaren als ze een ander helpen, dus eigenlijk heb je dan een win-win-winsituatie. 

Eindopdracht

Verder werken aan je persoonlijke verslag.

Vandaag

Werkbegeleiding van studenten

Covey 'eerst begrijpen dan begrepen worden' 

Werkbegeleiding van studenten

Boek PBSD h27.7

Werkbegeleider

Covey eigenschap 5

Luister voordat je reageert. 

Als je handelt vanuit aannames, dan kunnen je handelingen weleens verkeerd uitpakken. Het is belangrijk om de situatie goed te begrijpen voordat je handelt. Dit doe je door je bewust te zijn van je aannames en te zorgen voor heldere communicatie. Heldere communicatie wil zeggen dat je aan de ander vraag of je aanname klopt. Je kunt bijvoorbeeld het idee hebben dat je cliënt behoefte heeft aan meer sociale contacten. Maar als je dit met je cliënt bespreekt kom je er misschien wel achter dat dit helemaal niet het geval is.

Aan de slag

PBSD h27.6 zie teams

Maken opdracht 9 t/m 12