Formuleren par. 1 - zinnen correct begrenzen

Welkom 1HVa!
Formuleren par. 1
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1HVa!
Formuleren par. 1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag?
  • Hoe gaat het met jullie?

  •  Wat staat er op de planning deze periode?

  • Wat is formuleren?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe gaat het met jullie?! :)
0100

Slide 3 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Laat met een plaatje zien wat het leukste was wat jullie dit weekend hebben gedaan.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hebben jullie vorige week aan de opdrachten voor Nederlands in de studiewijzer gewerkt?
Ja, alles is af!
Ja, alleen aan de opdrachten uit het boek (formuleren en fictie)
Ja, alleen aan de filmopdracht en/of de boekopdracht.
Nee, ik heb vorige week niet aan Nederlands gewerkt.

Slide 5 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat er op de planning deze periode?
  • Filmverslag = SO-cijfer
  • Boekrecensie = SO-cijfer 
  • Formuleren
  • Fictie

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is formuleren?


  • formuleren = bedenken en opschrijven van zinnen


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar bestaat elke zin uit?
  1. hoofdletter

  2. leesteken
    punt, vraagteken, uitroepteken

  3. persoonsvorm (werkwoord)

  4. onderwerp (wie of wat doet het werkwoord?)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met voegwoorden kan je zinnen aan elkaar plakken.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met voegwoorden kan je zinnen aan elkaar plakken.

Bijvoorbeeld: 

We eten elke dag een appel. Appels zijn gezond.


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met voegwoorden kan je zinnen aan elkaar plakken.

Bijvoorbeeld: 

We eten elke dag een appel. Appels zijn gezond.

We eten elke dag een appel, want appels zijn gezond.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met voegwoorden kan je zinnen aan elkaar plakken.

Bijvoorbeeld: 

We eten elke dag een appel. Appels zijn gezond.

We eten elke dag een appel, want appels zijn gezond.
Omdat appels gezond zijn, eten we elke dag een appel.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke voegwoorden
kennen jullie?

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

laptop dicht
boek open op blz. 230

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 2 + 3 maken / bespreken
Hebben jullie vragen?

Formuleren par. 1:
Opdracht 1, 4 en 5
Opdracht 6 of 7.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions