Herhalingsvragen TV 3 en 4

Herhalingsvragen - TV 4
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsvragen - TV 4

Slide 1 - Diapositive

Welke gebeurtenis wordt gezien als het einde van de Oudheid en het begin van de Middeleeuwen?
A
De Germaanse volksverhuizingen in Europa.
B
De ondergang van het West-Romeinse Rijk.
C
De ondergang van het Oost-Romeinse Rijk.
D
Het begin van de regeerperiode van Karel de Grote.

Slide 2 - Quiz

Het ontstaan van de horigheid is een ontwikkeling op voornamelijk
A
economisch gebied
B
politiek gebied
C
sociaal gebied
D
cultureel gebied

Slide 3 - Quiz

Het ontstaan van het hofstelsel is een ontwikkeling op voornamelijk
A
economisch gebied
B
politiek gebied
C
sociaal gebied
D
cultureel gebied

Slide 4 - Quiz

Het ontstaan van het feodale stelsel is een ontwikkeling op voornamelijk
A
economisch gebied
B
politiek gebied
C
sociaal gebied
D
cultureel gebied

Slide 5 - Quiz

Het ontstaan van de islam is een ontwikkeling op voornamelijk
A
economisch gebied
B
politiek gebied
C
sociaal gebied
D
cultureel gebied

Slide 6 - Quiz

De verspreiding van het christendom in Europa is een ontwikkeling op voornamelijk
A
economisch gebied
B
politiek gebied
C
sociaal gebied
D
cultureel gebied

Slide 7 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een hulpje van hem.

Slide 8 - Quiz

De feodale heer geeft de stad zijn stadrechten omdat;
A
hij behoefte heeft aan geld
B
het stedelijke leger groter is dan zijn leger
C
het moet van de koning (die een centralisatieproces op gang brengt
D
hij voor zijn voorziening van eten afhankelijk is van de stad

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord kan dienen als voorbeeld bij het Kenmerkende Aspect "Het begin van staatsvorming en centralisatie"
A
De heer eist van de horige boer dat deze zijn land niet verlaat
B
De koning stuurt zijn broer mee op kruistocht
C
De koning maakt een eigen leger met huurlingen
D
Karel de Grote voert het feodalisme in

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar:
Als de Duitse keizer een bisschop tot leenman benoemt, ondermijnt hij indirect de afspraken van het Concordaat van Worms
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we iemand die het christendom verspreidde
A
monnik
B
missionaris
C
zendeling
D
pastoor

Slide 12 - Quiz

Monniken en missionarissen behoren tot de stand van de
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 13 - Quiz

De moslims waren verdraagzaam tegenover de joden en christenen, omdat
A
zij polytheïstisch zijn
B
zij monotheïstisch zijn
C
zij opstanden verwachten van de joden en christenen
D
geen van de drie antwoorden is juist

Slide 14 - Quiz

Welke van de volgende zinnen hoort niet bij de stelling: Handel werd na de val van het Romeinse Rijk moelijker
A
er was geen centraal gezag
B
de Romeinse wegen werden niet meer onderhouden
C
De omgeving was onveilig
D
Karel de Grote was Rome binnengevallen

Slide 15 - Quiz

Wie hoort niet in het hofstelsel thuis?
A
horige
B
heer
C
stedeling
D
vrije boer

Slide 16 - Quiz

Wat was geen reden voor de invoering van het feodale stelsel
A
De leenheer kon zo greep houden op zijn leenmannen
B
De leenheer kon zo belastingen innen
C
De leenheer had zo de beschikking over een groot leger

Slide 17 - Quiz

Wat hoort niet bij stadsrechten
A
Eigen rechtspraak in de stad
B
Alle belastingen waren voor de stad alleen
C
De stad mocht een muur bouwen om de stad
D
De stad mocht een eigen munt slaan

Slide 18 - Quiz

De wereldlijke macht is in handen van de
A
geestelijkheid
B
adel
C
burgerij
D
boeren

Slide 19 - Quiz

Doordat de steden belastingen moesten betalen kreeg de vorst meer geld om ambtenaren aan te nemen
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Centralisatie is dat men een land vanuit 1 punt gaat besturen
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Waarom zorgde de opbloei van de steden voor centralisatie van de macht van de vorst
A
De vorst werd steeds rijker
B
De vorst kon ambtenaren betalen
C
De leenmannen werden zelf ook vorst
D
Geen van de drie antwoorden

Slide 22 - Quiz

Monniken vonden de teksten uit de oudheid niet goed, omdat
A
In de oudheid de mens centraal stond
B
Het christendom nog niet bestond
C
In de oudheid men leefde voor het leven na de dood
D
De teksten niet in leesbaar Latijn waren geschreven

Slide 23 - Quiz

Waarom verloor de adel veel macht dankzij de centralisatie
A
De vorsten hadden ze niet meer nodig
B
De adel was niet geschoold
C
De ambtenaren waren trouwer aan de vorst
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quiz

Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie 
hofstelsel
feodale stelsel
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Investituurstrijd
stadsrechten

Slide 25 - Question de remorquage

Tijd van monniken en ridders

Tijd van steden en staten

Feodalisme
Hofstelsel
Kerstening
centralisatie
Westers schisma
gildes

kruistochten

Hanze

Slide 26 - Question de remorquage

Oorzaken ontstaan van steden
Gevolgen ontstaan van steden
Geldeconomie
Uitvindingen landbouw
Oprichting Hanze
Toenemende handel
Ontstaan marktplaatsen
Ontstaan ambachten
Kopen van stadsrechten

Slide 27 - Question de remorquage

Welke oorzaak past bij het mislukken van de Duitse staatsvorming?
A
De Duitse koning was afhankelijk van de paus.
B
De Duitse koning was afhankelijk van zijn keurvorsten.
C
De Duitse koning moest macht delen met het parlement.
D
De Duitse koning moest de Magna Carta tekenen.

Slide 28 - Quiz

In welk jaar werd Engeland veroverd door Willem de Veroveraar?
A
1046
B
1056
C
1066
D
1076

Slide 29 - Quiz

De Magna Carta is een belangrijke Europees document want...
A
...het doorbrak de macht van de Engelse koning, waardoor het volk macht kreeg.
B
... het doorbrak de macht van Franse koning, waardoor het volk macht kreeg.
C
... het doorbrak de macht van de Duitse koning, waardoor het volk macht kreeg.
D
... het doorbrak de macht van de Bourgondische koning, waardoor het volk meer macht kreeg.

Slide 30 - Quiz

De eerste "Nederlandse" koning was:
A
Karel de Grote
B
Karel de Stoute
C
Filips de Grote
D
Filips de Goede

Slide 31 - Quiz

Welke uitspraak over het Duitse rijk is onjuist?
A
De Duitse adel en geestelijkheid gehoorzaamde de keizer altijd.
B
Eén van de Duitse vorsten werd gekozen tot keizer van het Heilige Roomse rijk door hoge edelen.
C
De keizer van het Heilig Roomse rijk werd gekroond door de paus in Rome.
D
Hertogen, graven en bisschoppen behielden macht in hun eigen gebieden.

Slide 32 - Quiz

Welke rol speelde Jeanne d'Arc in de Honderdjarige Oorlog?

Slide 33 - Question ouverte

Op welke manier droeg de Honderdjarige Oorlog bij aan staatsvorming en centralisatie in Frankrijk?

Slide 34 - Question ouverte

Waarom is het Domesday Book een goed voorbeeld van staatsvorming en centralisatie in de tijd van steden en staten?

Slide 35 - Question ouverte

Op welke manier versterkte de Staten-Generaal de macht van vorsten in de tijd van steden en staten?

Slide 36 - Question ouverte