Klas 4: Begrippen poëzie herhalen en oefenen

theorie + oefeningen
Klas 4 poëzie
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

theorie + oefeningen
Klas 4 poëzie

Slide 1 - Diapositive

Poëzie

Slide 2 - Diapositive

Lees dit gedicht van Edward van de Vendel.

Waaraan zie je dat dit een gedicht is? (op volgende dia antwoord geven). 

Slide 3 - Diapositive

Waaraan zie je dat dit (Gup) een gedicht is?

Slide 4 - Question ouverte

Staat dit in je aantekeningen?
Zin
Alle woorden van hoofdletter tot punt.

Regel
Alle woorden op een regel. Hoeft niet met een hoofdletter te beginnen of te eindigen met een leesteken.
Strofe
De regels in een gedicht die bij elkaar horen.
Tussen de strofen is een regel overgeslagen.
Distichon-strofe van 2 regels
Terzet-strofe van 3 regels
Kwatrijn-strofe van 4 regels

Slide 5 - Diapositive

noteer: ... regels
... strofes

Slide 6 - Question ouverte

noteer: ... distichons
... terzinen
... kwatrijnen

Slide 7 - Question ouverte

Staat dit in je aantekeningen?
homoniem
Een woord dat meerdere betekenissen heeft. In gedichten wordt er vaak gebruik van gemaakt.

Slide 8 - Diapositive

Lees het gedichtje. De vraag komt zo...
Je gezicht
is je eigen weerbericht
als je in de spiegel kijkt
kun je je eigen bui al zien hangen

Slide 9 - Diapositive

Welke dubbele betekenis zie je? Leg uit.

Slide 10 - Question ouverte

Staat dit in je aantekeningen?
alliteratie beginrijm 
Als woorden die bij elkaar staan met dezelfde klank beginnen:
Heerlijk helder Heineken

assonantie klankrijm
Woorden met dezelfde klank in de buurt van elkaar:
slappe - platte
vroege - coole 
eindrijm
het laatste woord van een regel rijmt op het laatste woord van een volgende regel: 
ik heb een ochtendhumeur
mijn moeder zegt dat ik zeur

Slide 11 - Diapositive

Lees dit gedicht en
noem drie voorbeelden van:
alliteratie

Slide 12 - Question ouverte

Noem een voorbeeld van:
assonantie

Slide 13 - Question ouverte

Noem drie voorbeelden van:
eindrijm

Slide 14 - Question ouverte

Staat dit in je aantekeningen?
enjambement
De dichter bepaalt waar de regel wordt afgebroken. Het einde van de regel valt soms niet samen met een natuurlijke pauze in de zin of met het einde van de zin.
Gevolg: nadruk, verrassing, op het verkeerde been, dubbele betekenis
ik heb nog nooit een boek gelezen
met als hoofdpersoon een dier

Slide 15 - Diapositive

Leg uit dat je door het enjambement op
het verkeerde been wordt gezet.

Slide 16 - Question ouverte

wat is een enjambement?
A
de klemtoon in een gedicht
B
het ritme in een gedicht
C
een stuk in het gedicht dat je lager uitspreekt dan de rest.
D
de zin loopt door terwijl de versregel eindigt

Slide 17 - Quiz

Welke is de alliteratie?
A
Ik hoor de bloemen bloeien
B
De vriendelijke vrouwen vervreemdden
C
Rustige roep van de fazant
D
... gleden twee smalle witte eenden

Slide 18 - Quiz

Wat is ook alweer assonantie?
A
alle klinkers in één zin zijn hetzelfde
B
groepen woorden met dezelfde klanken in één regel of meer regels
C
alle klinkers in het hele gedicht zijn hetzelfde
D
groepen woorden met dezelfde medelklinker in één regel of meer regels

Slide 19 - Quiz

Wat is ook alweer alliteratie?
A
behoorlijke irritatie
B
klinkerrijm
C
woorden die met dezelfde medeklinker beginnen
D
eindrijm

Slide 20 - Quiz

Poëzie
A
Verzamelnaam voor boekgenres
B
Verzamelnaam voor gedichten en verzen
C
Verzamelnaam voor liedjes
D
Verzamelnaam voor stripboeken

Slide 21 - Quiz

4. Zitten er enjambementen in?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen afbreken en enjambement?
A
afbreken is altijd een enjambement
B
afbreken is een zin in stukken hakken, enjambement is plakken
C
enjambement is hetzelfde als afbreken
D
enjambement is 'gek' afbreken

Slide 23 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie

Slide 24 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie

Slide 25 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie

Slide 26 - Quiz

Waar zie je assonantie?
A
Heerlijk helder Heineken
B
Deze zin is erg lang
C
De groep vogels poept op de stoep
D
De bladeren vallen op de grond

Slide 27 - Quiz

Staat dit in je aantekeningen?
metrum- ritme
de regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde  lettergrepen. 

Traditionele poëzie is bijna altijd metrisch, moderne (vrije) poëzie meestal niet. Wanneer je een versregel hardop leest, wordt snel duidelijk welke lettergrepen beklemtoond zijn.

Slide 28 - Diapositive

Staat dit in je aantekeningen?
ironie
Ergens mee spotten, bijvoorbeeld door het tegenovergestelde te zeggen of te overdrijven.
parodie
Iets belachelijk maken door het na te doen.

Slide 29 - Diapositive

Een verhaal in romanvorm
A
poëzie
B
proza
C
drama
D
literatuur

Slide 30 - Quiz

ironie
A
iets belachelijk maken
B
iets bespotten

Slide 31 - Quiz

een strofe van 4 regels
A
distichon
B
terzine
C
kwartet
D
kwatrijn

Slide 32 - Quiz

a-b-b-a
A
gekruist rijm
B
omarmend rijm

Slide 33 - Quiz

de wolken schoven boven ons voorbij
A
aliterratie
B
assonantie

Slide 34 - Quiz

een gedicht bestaat uit meerdere zinnen die soms rijmen
A
goed
B
fout

Slide 35 - Quiz

*Heerlijk helder Heineken*
*Vertrouw Vanish - Vergeet Vlekken*
*Today, Tomorrow, Toyota*
*Verrassend Volledig, Verbazend Voordelig (Action)*
A
aliteratie
B
assonantie

Slide 36 - Quiz

a-b-a-b
A
gekruist rijm
B
omarmend rijm

Slide 37 - Quiz

een strofe van 3 regels
A
distichon
B
terzine
C
kwartet
D
kwatrijn

Slide 38 - Quiz

*Bakker Bart*
*Beter Bed*
*Coca Cola*
*Dunkin’ Donuts*
A
aliteratie
B
assonantie

Slide 39 - Quiz

een zin die op een vreemde plek wordt afgebroken, waardoor er 'verwarring' of een andere betekenis ontstaat
A
poëzie
B
distichon
C
enjambement
D
assonantie

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive