Taal in beeld: toetsvoorbereiding blok 5

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Toetsvoorbereiding taal

1. Persoonsvorm, gezegde en onderwerp vinden.

2. Voltooide en onvoltooide tijd herkennen.

3. Hulpwerkwoorden herkennen en vinden. 

4. Verschillende soorten bijwoorden kennen en vinden. 

Wat is de persoonsvorm?
De hele klas gaat een fietstocht maken.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
De hele klas gaat een fietstocht maken.

Wat is het onderwerp?
De hele klas gaat een fietstocht maken.

Wat is de persoonsvorm?
Gelukkig kan ze een fiets lenen van Abbey

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Gelukkig kan ze een fiets lenen van Abbey

Wat is het onderwerp?
Gelukkig kan ze een fiets lenen van Abbey

Wat is de persoonsvorm?
Bilal wil leren zingen van een echte zanger.

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Bilal wil leren zingen van een echte zanger.

Wat is het onderwerp?
Bilal wil leren zingen van een echte zanger.

Onvoltooide tijd

Een zin staat in de onvoltooide tijd als duidelijk is dat iets  nog niet is afgerond. Het kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.

Voorbeeld

Tegenwoordige tijd: Ik kijk naar de film.

Verleden tijd: Ik keek naar de film.

Voltooide tijd

Een zin staat in de voltooide tijd als duidelijk is dat iets is afgerond. Het kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.

Voorbeeld

Tegenwoordige tijd: Ik heb naar de film gekeken.

Verleden tijd: Ik had naar de film gekeken.

Welke zinnen staan in de onvoltooide tijd?

1. Ik ga naar school.
2. Gisteren heb ik een verjaardag gehad.
3. Morgen ga ik naar de stad om cadeautjes te kopen.
4. Mijn eten was heel lekker.

Welke zin staat in de voltooide tijd?

1. Vanmorgen hadden we een gastles over digitale geletterdheid.
2. Wij gaan straks naar huis.
3. Het is bijna vakantie.
4. IK heb zin om op wintersport te gaan.

Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord wordt gebruikt bij de voltooide tijd en wordt altijd samen met een hulpwerkwoord (hebben of zijn) gebruikt in een zin.

voorbeeld:

Wij hebben een goed cijfer gehaald voor de toets.

Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord staat ook vaak achteraan in de zin.

Voorbeeld

Wij zijn door de docent beloond.

Hij heeft de bal gevangen.

Hij wordt straks opgehaald.

Wat zijn de twee hulpwerkwoorden?

Wat is het hulpwerkwoord?

Bas is wakker geworden.

1. is
2. geworden

Wat is het hulpwerkwoord?
Heeft hij nu echt zijn naam horen roepen?

1. horen
2. roepen
3. Heeft
4. echt

Vul de goede vorm in van het missende hulpwerkwoord.
Waar .... Fedde gebleven?

Vul de goede vorm in van het missende hulpwerkwoord.
Ze .... toch tegelijk naar bed gegaan?

Vul de goede vorm in van het missende hulpwerkwoord.
Hij .... echt de stem van Fedde gehoord.

Wat is het bijwoord?

Dit is een zeer moeilijk probleem.

1. Dit
2. zeer
3. probleem
4. moeilijk

Wat is het bijwoord?

De cake moet lang in de oven.

1. De cake
2. moet
3. lang
4. oven

Wat is het bijwoord?

Daar verkopen ze heerlijke sushi.

1. Daar
2. verkopen
3. heerlijke
4. sushi

Wat is het bijwoord?

Toch schrijft hij netjes.

1. hij
2. schrijft
3. netjes
4. Toch

Wat is het bijwoord?

Hij is een ontzettend lief hondje.

1. ontzettend
2. hondje
3. is
4. lief

Wat is het bijwoord?
Ik ben gisteren naar de tandarts geweest.

1. gisteren
2. tandarts
3. ben geweest
4. Ik

Wat is het bijwoord?

De werkmannen werken hard.

1. werkmannen
2. werken
3. hard
4. De werkmannen

Wat is het bijwoord?

Wanneer kom je thuis?

1. thuis
2. je
3. kom
4. Wanneer