HV1-herhaling alles (les 1, 3 en 4)

Deze periode

- Werkwoordsvormen
- Meervoud
- Woordsoorten
- Zinsdelen

MAAK AANTEKENINGEN!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deze periode

- Werkwoordsvormen
- Meervoud
- Woordsoorten
- Zinsdelen

MAAK AANTEKENINGEN!

Slide 1 - Diapositive

Welke werkwoordsvormen ken je?

Slide 2 - Question ouverte

De werkwoordsvormen
Persoonsvorm: ik loop
Hele werkwoord: wij lopen
Gebiedende wijs: loop door!
Voltooid deelwoord: we hebben gelopen
Onvoltooid deelwoord: al lopend ...
Bijvoeglijk gebruikt werkwoord: het lopende kind

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Deze vrijdagavond heb ik lekker op de bank gehangen.
A
ik
B
heb
C
gehangen
D
elke vrijdagavond

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Aan wie sturen jullie die kaarten?
A
Aan wie
B
jullie
C
sturen

Slide 6 - Quiz

Heel werkwoord
Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief

De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n

Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

Slide 7 - Diapositive

Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging

Slide 8 - Quiz

Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
de temperatuur
D
de komende jaren

Slide 9 - Quiz

Gebiedende wijs
LUISTER NOU EENS NAAR ME!
DOE JE CAMERA AAN!
CHAT EENS NIET DE HELE TIJD!
PAS DIE STOMME ACHTERGROND AAN!
LEVER JE WERK EENS IN!

Slide 10 - Diapositive

Het voltooid en onvoltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord staat meestal achterin de zin. Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, maar ook vaak met be-, ver- of ont-.

Het onvoltooid deelwoord ziet er zo uit: het hele werkwoord +d (e).
Je gebruikt het onvoltooid deelwoord om aan te geven dat je iets aan het doen bent, terwijl je ook iets anders aan het doen bent.

Slide 11 - Diapositive

Het voltooid en onvoltooid deelwoord

https://www.jufmelis.nl/werkwoordspelling/onvoltooid-deelwoord-herkennen-(zinnen)/onvoltooid-deelwoord-herkennen-in-zinnen-1

https://www.jufmelis.nl/werkwoordspelling/voltooid-deelwoord-herkennen/voltooid-deelwoord-herkennen-1

Slide 12 - Diapositive

Werkwoorden als bijvoeglijk naamwoord
https://www.jufmelis.nl/spelling/vd-als-bnw/vd-als-bnw-1

Spelling is zo kort mogelijk.

Slide 13 - Diapositive

Opdrachten maken uit het boek! Huiswerk voor dinsdag.

Maak van hoofdstuk 4 het onderdeel spelling 'Voltooid en onvoltooid deelwoord' opdracht [...] en maak van hoofdstuk 5 het onderdeel spelling 'Deelwoorden bijvoeglijk gebruikt' opdracht [...]

Slide 14 - Diapositive

Welke woordsoorten ken je?

Slide 15 - Carte mentale

Woordsoorten
1. Onbepaald en bepaald lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Voorzetsel
5. Werkwoord (zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord)
6. Voornaamwoorden (persoonlijk, bezittelijk, vragend en aanwijzend)
7. Bijwoord

Slide 16 - Diapositive

Zo, we gaan eens samen oefenen...
https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Persoonlijk-voornaamwoord/Persoonlijk-voornaamwoord-2

https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Bezittelijk-voornaamwoord/Bezittelijk-voornaamwoord-2

https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Bezittelijk-voornaamwoord/Bezittelijk-voornaamwoord-2

https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Vragend-voornaamwoord/Vragend-voornaamwoord-2




Slide 17 - Diapositive

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
telwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord

Slide 18 - Question de remorquage

Welke zinsdelen ken je allemaal?

Slide 19 - Carte mentale

Zinsdelen (na de strepen zetten!)
1. persoonsvorm
2. onderwerp
3. werkwoordelijk gezegde
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwerp
6. bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 21 - Question ouverte

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden in de zin?

Slide 22 - Question ouverte

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 23 - Question ouverte

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
bijwoordelijke bepaling
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 24 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 25 - Question de remorquage