Journaal in makkelijke taal: quiz 5 en 6 november (met wisbordjes)

Journaal in makkelijke taal: quiz
5 en 6 november 2024
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolISKvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Journaal in makkelijke taal: quiz
5 en 6 november 2024

Slide 1 - Diapositive

Programma
1)    Vragen lezen en antwoorden bespreken in je groepje.
2)    Video's opnieuw bekijken.
A)   Twee woorden opschrijven.
B)   Of één of meer zinnen schrijven.
C)   Of een samenvatting van drie zinnen schrijven.

Slide 2 - Diapositive

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden schrijven, die je niet eerder 
     genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

Slide 3 - Diapositive

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Lees de vragen. Bedenk de antwoorden.
3)  Geef antwoord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer van de vraag.
4)  Praat samen over het antwoord.
5)  Schrijf het antwoord op.

Slide 4 - Diapositive

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de ISK zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 5 - Diapositive

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 6 - Diapositive

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 7 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over het journaal beantwoorden.
1 Wat is er gebeurd op 5 november in de Verenigde Staten?     (1)
2 Wie waren de twee kandidaten?
   A (1), B (1)
3 Bij welke politieke partij hoort de ene kandidaat?
   En bij welke politieke partij hoort de andere kandidaat?
   A (1), B (1)

Slide 8 - Diapositive

Antwoorden
1 De presidentsverkiezingen
2 A Donald Trump
   B Kamala Harris.
3 A Republikeinen
   B Democraten

Slide 9 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over het journaal beantwoorden.
4 Wat zijn de verschillen tussen de Amerikaanse
   verkiezingen en de Nederlandse verkiezingen?
   Noem twee verschillen.
   A (1)
   B (1)
5 Waarom waren de verkiezingen heel spannend? (1)
   

Slide 10 - Diapositive

Antwoorden
4 A In de VS kun je kiezen uit twee politieke partijen.
       In Nederland kun je kiezen uit meer dan twee partijen.
   B  In de VS worden de stemmen geteld per staat en
        vervolgens omgezet naar een aantal punten per staat.
        In Nederland worden de stemmen geteld van het 
        hele land.
5      Ze hadden ongeveer evenveel kans om te winnen.
   

Slide 11 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over het journaal beantwoorden.
6 Wat is de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen? (1)
7 Wat zijn de standpunten (ideeën) van Trump.
   Noem er drie.
A (1)
B (1)
C (1)

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden
6 Donald Trump
A Leven goedkoper
B Minder vluchtelingen
C Klimaat niet belangrijk

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Extra vragen
Hoe voelt ongeveer de ene helft van de Amerikanen zich?
En hoe voelt de de andere helft zich?

Slide 16 - Diapositive

Extra vragen
Een Amerikaan vertelt iets.
Hij noemt een feit. Welk feit?
Hij noemt een mening. Welke mening?

Slide 17 - Diapositive

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Diapositive

Opdracht
Schrijf twee of meer woorden op.
Of schrijf één of meer zinnen.
Of schrijf een samenvatting van maximaal drie zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 19 - Diapositive

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 20 - Question ouverte

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 21 - Quiz

Ik kan een bijdrage leveren, want ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz