201117Hygiene2

• Voeding
• MBO
• Studiejaar 1

Workshop 6

Hygiene 2

17 november 2020

Programma

-Lesverslag

-Keek op de week

-Presentatie Kevin en Dinant

-Hygiene

-Kennistest

Presentatie Kevin en Dinant

Geef een omschrijving van 'hygienisch werken' in je eigen woorden

Geef zoveel mogelijk voorbeelden van slechte hygiene

Welk micro-organisme bestaat niet uit levend materiaal?

1. Bacterie
2. Schimmel
3. Gist
4. Virus

Wat zijn micro-organismen?

1. Voedselbedervers
2. Voedselproducenten
3. Onzichtbare organismen
4. Bacterien

Wat is juist over de grootte van een bacterie?

1. groter dan een gist
2. kleiner dan een gist
3. groter dan een schimmel
4. kleiner dan een virus

Wat zat er in de handschoen tijdens het proefje met gist?

1. Alcohol
2. CO2-gas
3. Suiker
4. Alle antwoorden zijn juist

Voor een micro-organisme is de Aw- waarde van een product belangrijk. Wat is de Aw-waarde?

1. de hoeveelheid beschikbaar water in een product
2. de hoeveelheid water in een product
3. de hoeveelheid proceswater nodig voor een product
4. de hoeveelheid gebonden water in een product

Wat is de juiste pH-schaal?

1. 1 base, 7 zuur, 14 neutraal
2. 1 zuur, 7 neutraal, 14 base
3. 1 neutraal, 7 base, 14 zuur
4. 1 base, 7 neutraal en 14 zuur

Op basis van de leef temperatuur kun je m.o. indelen in drie groepen.
Een van die groepen zijn de thermofielen, deze zijn?

1. leven graag in een koude omgeving
2. leven zowel in een koude als een warme omgeving
3. leven graag in een warme omgeving
4. leven graag bij kamertemperatuur

Hoe heten micro-organismen die zuurstof nodig hebben om te kunnen leven?

1. Aëroob
2. Anaëroob
3. Thermotolerant
4. Psychrofiel

Wat hoort NIET bij voedsel bewaren?

1. drogen
2. inblikken
3. invriezen
4. in water leggen

Welke manier van conserveren zie je hier?

1. Drogen
2. Steriliseren
3. Pasteuriseren
4. luchtdicht verpakken

Welke manier van conserveren zie je hier?

1. Drogen
2. Steriliseren
3. Pasteuriseren
4. luchtdicht verpakken

welke manier van conserveren zie je hier?

1. geen
2. luchtdicht verpakken
3. gasverpakken
4. met conserveermiddelen