Consumentengedrag - les 1

• Voeding
• MBO
• Studiejaar 1

(Consumenten)gedrag - les 1

(consumenten)gedrag

Wie ben jij?

De docent heeft 23 lootjes

Haal een lootje uit de pot en beantwoord de bijbehorende vraag op de volgende sheet.

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

• Kun jij het verschil aangeven tussen individueel gedrag en collectief gedrag 
• Ben je je bewust van je eigen gedrag

Modellen zijn een versimpeling van de werkelijkheid. 

• Ze laten zien hoe iets werkt en wat er gebeurt als je iets verandert. 
• Als de theorie achter het model tenminste klopt. 

Het meest eenvoudige model van gedrag stelt de mens voor als een mechanisch, zichzelf steeds herhalend wezen (zie figuur) 

Bijvoorbeeld:

• de ochtendspits elke dag op dezelfde dag dezelfde files kent. 
• En dat mensen die koffie drinken, altijd, altijd, hetzelfde in hun koffie willen.

Stimulusmodel

• Probeert gedrag van mensen te beschrijven en voorspellen
• Verband tussen prikkels die we met zintuigen waarnemen en reactie hierop = respons
• Mens is in dit model de computer, verwerkt de prikkels

Het stimulusresponsmodel probeert het gedrag van mensen te beschrijven en te voorspellen. 

• Het model legt verband tussen de ‘prikkels’ (stimuli; meervoud van het Latijnse woord stimulus) die de zintuigen krijgen en de reactie die daarop volgt (respons). 
• Een prikkel of stimulus is alles wat een mens waarneemt en wat van buitenaf komt (zodat iemand anders het ook kan waarnemen). 
• Alles wat een mens vervolgens doet of zegt (en wat een ander ook kan waarnemen), is een respons. Bijvoorbeeld: "Hoe wil je je koffie?" - "Met veel melk."

De mens lijkt in dit model een computer. 

• De stimuli zijn de 'input' en de respons is de 'output'. 
• Hoe 'het programma' de input bewerkt, is niet waarneembaar. 
• Ook bij de consument spelen zich 'van binnen' processen af die niet zijn waar te nemen. 
• Deze spelen zich als het ware af in een ‘zwarte doos’ of 'black box'. 
• Daarom heet dit model ook wel black¬boxmodel. 
• Dit eenvoudige model probeert dus niet te begrijpen of te verklaren hoe het gedrag ontstaat.

Waarop baseer jij jouw keuzes?

Wat is jouw mening?

• Ga bij de volgende vragen in het vak staan waarvan jij denkt, dat het antwoord het best past bij jouw mening.
• De docent zal vragen waarom je deze keuze gemaakt hebt.

Wie heeft de meeste invloed op jouw keuzes?

1. Vader
2. Moeder
3. Vriend/vriendin
4. Ik bepaal altijd zelf wat ik doe

Waarom heb je voor deze opleiding gekozen?

1. Helemaal mijn ding
2. Volgens mijn ouder is dit een goed opleiding
3. Mijn baas heeft dit geadviseerd
4. Geen idee

Ik bepaal zelf hoe laat ik naar bed ga

1. Helemaal mee eens
2. Helemaal oneens
3. Mee eens/oneens
4. uuuuuuuuhhh

Mijn vrienden bepalen welke kleding ik aantrek

1. Nooit
2. Altijd
3. Ik luister wel naar mijn vrienden
4. Hangt heel sterk van de situatie af

Eten.......

1. Eten moet gezond zijn
2. Eten moet vooral lekker zijn
3. Is niet zo belangrijk in het leven
4. Is onze eerste levensbehoefte

We worden (onbewust) beïnvloed bij onze keuzes

1. Mee eens
2. Mee oneens
3. Soms wel/soms niet
4. Geen idee

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

• Kun jij het verschil aangeven tussen individueel gedrag en collectief gedrag 
• Ben je je bewust van je eigen gedrag