Cursus 1 §2 tekstverbanden en signaalwoorden

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

  • Herhaling vorige les
  • Kennen kunnen
  • Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive


Signaalwoorden..
A
Verwijzen naar iets in de tekst.
B
Geven aan dat iets van iemand is.
C
Geven een eigenschap aan.
D
Geven een verband aan in de tekst.

Slide 4 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsommend tekstverband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 5 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 6 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
DAARNA
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband horen:
'Ten eerste, ten tweede, ten derde....'
A
voorbeeld
B
tijdsvolgorde
C
opsomming

Slide 8 - Quiz

Wat is dit voor tekstverband?
'zoals, denk aan...'
A
tijdsvolgorde
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 9 - Quiz

Wat is dit voor tekstverband?
'vroeger, later, nu, daarna'
A
tijdsvolgorde
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 10 - Quiz

Tekstverband & signaalwoorden 
klas 2B/K
tekstverband
signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ten tweede, ten slotte, ook, verder, en

tijdsvolgorde (chronologie)
vroeger, later, nu, eerst, vervolgens, terwijl, intussen, daarna, nadat

voorbeeld of uitleg
bijvoorbeeld, zoals, als, denk aan

Slide 11 - Diapositive

  • Tekstverbanden: tegenstelling, oorzaak-gevolg, conclusie
  • signaalwoorden
  • Een tekst precies lezen
  • De verbanden tegenstelling, oorzaak-gevolg, conclusie in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Benoemen welke signaalwoorden bij welke tekstverbanden horen.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Het tekstverband tegenstelling geeft aan dat er zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Bijvoorbeeld: Ik wil graag topsporter worden, maar ik wil niet elke dag uren sporten.

Slide 14 - Diapositive

Het tekstverband oorzaak-gevolg maakt duidelijk waardoor iets gebeurt.

Bijvoorbeeld: Doordat zijn wekker niet af ging, kwam Daniël te laat op school.

Oorzaak: de wekker ging niet af.
Gevolg: Daniël komt te laat.

Slide 15 - Diapositive

Bij het tekstverband conclusie geeft de schrijver een conclusie (een eindoordeel). Hiervoor gebruikt hij informatie die eerder genoemd is.

Bijvoorbeeld: Nu je alle regels gelezen hebt, weet je dus wat er van jou verwacht wordt.

Slide 16 - Diapositive

Videouitleg

Slide 17 - Diapositive

  • Wat:   Neem de theorie van paragraaf 2 door en maak daarna de opdrachten 1 en 3
  • Hoe: individueel
  • Hulp: mevrouw de Vries
  • Tijd: 15 min
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar?: maak opdracht 2 en 4
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Tekstverband: conclusie
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 19 - Quiz

signaalwoorden van oorzaak-gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor
C
ten eerste, verder, ook
D
mits, tenzij

Slide 20 - Quiz

Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 1 en 3 van cursus 1 (blz. 11) laten zien!

Slide 23 - Diapositive

  • Kennen en kunnen
  • Huiswerk bespreken
  • Tekstverbanden en signaalwoorden §2 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 24 - Diapositive

  • Tekstverbanden: tegenstelling, oorzaak-gevolg, conclusie
  • signaalwoorden
  • Een tekst precies lezen
  • De verbanden tegenstelling, oorzaak-gevolg, conclusie in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Benoemen welke signaalwoorden bij welke tekstverbanden horen.

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Cursus 1 'meer dan lezen'
opdracht 1 en 3

Slide 26 - Diapositive

  • Wat: Neem de theorie van paragraaf 2 door en maak daarna de opdrachten 4 en 6
  • Hoe: individueel
  • Hulp: mevrouw de Vries
  • Tijd: 15 min
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar?: maak opdracht 5. Voor extra oefenen met signaalwoorden mag je een opdracht ophalen bij het bureau.
timer
15:00

Slide 27 - Diapositive

Tekstverband: conclusie
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 28 - Quiz

signaalwoorden van oorzaak-gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor
C
ten eerste, verder, ook
D
mits, tenzij

Slide 29 - Quiz

Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.

Slide 30 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.

A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 31 - Quiz

Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichtend

Slide 32 - Quiz

Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend

Slide 33 - Quiz

De docent is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend

Slide 34 - Quiz