Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Herhaling vorige les
Kennen kunnen
Mening, argument en conclusie
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 3 - Diapositive
Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.
Slide 4 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: .... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want
Slide 5 - Quiz
Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichtend
Slide 6 - Quiz
Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend
Slide 7 - Quiz
De docent is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend
Slide 8 - Quiz
Mening
Argument
Conclusie
Meningen, argumenten, en conclusies herkennen in teksten.
Zelf argumenten schrijven voor in een sollicitatiebrief.
Slide 9 - Diapositive
Filmpje met uitleg
(2,5 minuut)
Luister goed mee!
Slide 10 - Diapositive
Mening
Een mening of standpunt is een uitspraak over wat iemand ergens van vindt of hoe iemand ergens over denkt.
Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn.
Aan deze signaalwoorden herken je een mening: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk.
Bijvoorbeeld: Maaike vindt dat werken achter de kassa erg leuk is.
Slide 11 - Diapositive
Argument
Een uitleg bij je mening noem je een argument. Met een argument geef je een of meer redenen aan waarom je een bepaalde mening hebt.
Argumenten herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers, aangezien.
Bijvoorbeeld: Ik vind het fijn als de schooldag kort is (mening), want dan houd je meer tijd over om zelf leuke dingen in te plannen. (argument)
Slide 12 - Diapositive
Conclusie
Na de meningen en alle argumenten trekt de schrijver aan het eind van een tekst vaak een conclusie. Een conclusie is een soort eindoordeel na alle informatie bij het standpunt.
Je herkent een conclusie aan signaalwoorden als: dus, concluderend, dat betekent.
Bijvoorbeeld: Je kunt het best na het mbo ook nog hbo doen, want dat vergroot je kans op een leuke baan die bij je past. Dat betekent dat je het beste nog even door kunt gaan met leren.
Slide 13 - Diapositive
Wat heb je geleerd?
Mening
Ik vind...., volgens mij......
Argument
want....., omdat ...........
Conclusie
Dus....., al met al
Slide 14 - Diapositive
Ik vind de Gamma een slechte winkel.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 15 - Quiz
, omdat hun gereedschap zomaar kapot gaat.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 16 - Quiz
Dus omdat ze daar geen kwaliteit leveren, ga ik er niet meer naar toe.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 17 - Quiz
Sollicitatie-
formulier
Slide 18 - Diapositive
Wat: Maak opdracht 1 en 2 blz. 17/18
Hoe: individueel
Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
Tijd: 15 min
Uitkomst: bespreken/nakijken
Klaar?: vul het sollicitatieformulier van de AH netjes in.
timer
15:00
Slide 19 - Diapositive
Waarom heb je argumenten nodig als je gaat solliciteren?
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Herhaling vorige les
Kennen kunnen
Opdracht 3 maken
Zelfstandig werken
Stellingen
Slide 23 - Diapositive
Ik vind de Gamma een slechte winkel.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 24 - Quiz
, omdat hun gereedschap zomaar kapot gaat.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 25 - Quiz
Dus omdat ze daar geen kwaliteit leveren, ga ik er niet meer naar toe.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 26 - Quiz
Waarom heb je argumenten nodig als je gaat solliciteren?
Slide 27 - Question ouverte
Mening
Argument
Conclusie
Meningen, argumenten, en conclusies herkennen in teksten.
Zelf argumenten schrijven voor in een sollicitatiebrief.
Slide 28 - Diapositive
Fragment NOS op 3
Opdracht 4 maken
+
Bespreken
Slide 29 - Diapositive
Wat: Maak opdracht 4 en 5 blz. 20 t/m 21
Hoe: individueel
Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
Tijd: 15 min
Uitkomst: bespreken/nakijken
Klaar?: Maak opdracht 4. Haal daarna het blad met stellingen op en schrijf je eigen argumenten daarbij op.
timer
15:00
Slide 30 - Diapositive
Een mening of standpunt is:
Wat iemand ergens van vindt....
A
..en het is controleerbaar.
B
..en het is niet controleerbaar.
C
..en je kunt het er mee eens of oneens zijn
D
..en je bent het er mee eens
Slide 31 - Quiz
Wat is een argument of reden?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt
D
Iets wat je moet controleren
Slide 32 - Quiz
In welke zin staat een argument dat herkenbaar is aan een signaalwoord
A
Ik heb geen zin in het feest; ik ben moe
B
Omdat ik moe ben heb ik geen zin om weg te gaan
C
Ik ben moe
D
Ik ben immers moe.
Slide 33 - Quiz
STELLING 1
De straf voor pestende kinderen moet worden bepaald door leerlingen uit een andere klas.