Blok 3 spelling - groep 7
1 / 20
La durée de la leçon est: 14 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Typ het woord dat de juf zegt:
Slide 2 - Question ouverte
Typ het woord dat de juf zegt:
Slide 3 - Question ouverte
Typ het woord dat de juf zegt:
Slide 4 - Question ouverte
Typ het woord dat de juf zegt:
Slide 5 - Question ouverte
Typ het woord dat de juf zegt:
Slide 6 - Question ouverte
_______ (vinden, tt) je de thuiswedstrijd boeiend om naar te kijken?
Slide 7 - Question ouverte
_______ (worden, tt) je niet gek van de harde muziek?
Slide 8 - Question ouverte
De ziekte _________ (verspreiden, tt) zich snel.
Slide 9 - Question ouverte
Opa _______ (rijden, vt) zijn rolstoel naar een plek in de zon.
Slide 10 - Question ouverte
Mijn tante ______ (eten, vt) slagroomtaart op haar verjaardag.
Slide 11 - Question ouverte
Hij ______ (branden, vt) zijn vingers aan de lucifer.
Slide 12 - Question ouverte
Het recept ______ (staan, vt) op internet.
Slide 13 - Question ouverte
Waar is het woord goed gespeld?
A
nonsjalant
B
nongaland
C
nonchalant
D
nonchaland
Slide 14 - Quiz
Waar is het woord goed gespeld?
A
de juries
B
de jury's
C
de juurys
D
de jurys
Slide 15 - Quiz
Waar is het woord goed gespeld?
A
de giraf
B
de gieraf
C
de giraffe
D
de sjiraf
Slide 16 - Quiz
Waar is het woord goed gespeld?
A
kwalitijt
B
kwaliteid
C
kwalitijd
D
kwaliteit
Slide 17 - Quiz
Waar is het woord goed gespeld?
A
steets
B
steds
C
steeds
D
steedts
Slide 18 - Quiz
Waar is het woord goed gespeld?
A
succesvollen
B
succesvolle
C
suksesvolle
D
sucsesvolle
Slide 19 - Quiz
Waar is het woord goed gespeld?
A
gronisch
B
gronies
C
chronisch
D
chronies
