2.1 en 2.2 Stoffen

Hoofdstuk 2 Stoffen 
§ 2.1 Stoffen in huis
§ 2.2 zuivere stoffen en mengsels
§ 2.3 massa en volume
§ 2.4 dichtheid
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2 Stoffen 
§ 2.1 Stoffen in huis
§ 2.2 zuivere stoffen en mengsels
§ 2.3 massa en volume
§ 2.4 dichtheid

Slide 1 - Diapositive

2.1 Stoffen in huis

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt vier stofeigenschappen noemen, die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
  • Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
  • Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.

Slide 3 - Diapositive

Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen of waarmee je stoffen van elkaar kunt onderscheiden. Bijvoorbeeld:
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Brandbaarheid

Slide 4 - Diapositive

Stoffen en veiligheid
Mogelijke gevaren van een stof:
  • Als je de stof inademt
  • Als je de stof inslikt
  • Als je de stof op je kleren/huid of in je ogen krijgt
  • Wanneer de stof met vuur in aanraking komt
  • Wanneer de stof met een andere stof mengt

Slide 5 - Diapositive

Gevaarsymbolen

Slide 6 - Diapositive

Hoofdstuk 2 Stoffen 
§ 2.1 Stoffen in huis
§ 2.2 zuivere stoffen en mengsels
§ 2.3 massa en volume
§ 2.4 dichtheid

Slide 7 - Diapositive

§2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 8 - Diapositive

Stofeigenschappen van wasbenzine
Stofeigenschappen van water
sterke geur
Kleur
Brandbaarheid
Kleur

Slide 9 - Question de remorquage

Stofeigenschappen die overeen komen
Stofeigenschappen die verschillend zijn
Smaak
Geur
Kleur
Brandbaarheid

Slide 10 - Question de remorquage

Is de prijs van een stof een stofeigenschap?

A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Is de temperatuur van een stof een stofeigenschap?


A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Is de massa van een stof een stofeigenschap?



A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Vul in: een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt ... ......................

Slide 14 - Question ouverte

Verbind de kenmerkende eigenschap aan de juiste stof. 
Koper
Benzine
Keukenzout
Spiritus
Citroen
Kleur: rood
Geur: sterke geur
Smaak: zout
Brandbaarheid: brandbaar
Smaak: zuur

Slide 15 - Question de remorquage

Welke stofeigenschap maakt benzine geschikt voor het gebruik van automotoren?
A
Kleur
B
Geur
C
Smaak
D
Brandbaarheid

Slide 16 - Quiz

Een fietsenmaker gebruikt wasbenzine om zijn handen schoon te maken als hij bijvoorbeeld een ketting heeft verwisseld. Waarom is wasbenzine geschikt om er je handen mee schoon te maken?

Slide 17 - Question ouverte

Welke gevaren brengt wasbenzine met zich mee?

Slide 18 - Question ouverte

Carlo heeft in zijn schuur een fles met mineraalwater, een fles met alcohol en een fles met wasbenzine. Na verloop van tijd zijn de etiketten op de flessen onleesbaar geworden. Bovendien zien de drie flessen er precies hetzelfde uit.
Hoe kan hij erachter komen welke stof in welke fles zit?
En welke stofeigenschap is dat?

Slide 19 - Question ouverte

Leerdoelen 
  • Je kunt het verschil noemen tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren.

Slide 20 - Diapositive

Mengsels en zuivere stoffen
  • Zuivere stof: wanneer de stof uit alleen maar uit dezelfde stof (deeltjes) bestaat.
  • Mengsel: een stof die uit twee of meerdere stoffen (deeltjes) bestaat.

Slide 21 - Diapositive

zuivere stof
mengsel

Slide 22 - Question de remorquage

Zuivere stof of mengsel? 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien


Oplossing
  • Oplossing: wanneer een stof oplost in een oplosmiddel (meestal water)
  • Een oplossing is altijd helder: je kan er doorheen kijken 
  • Een oplossing kan kleurloos of gekleurd zijn



Suspensie
  • Suspensie: kleine vaste stofjes die zweven in een vloeistof. 
  • Een suspensie is troebel: ondoorzichtig, je kan er niet doorheen kijken. 
  • Een suspensie kan wit of gekleurd zijn.​


Mengsels

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Extraheren en filtreren
De geur en smaakstoffen uit de koffie halen noemen we extraheren.
  • Extraheren: scheiding op basis van oplosbaarheid.                            (letterlijk: eruit trekken)
  • Filtreren: scheiding op basis van deeltjesgrootte.
  • Gebruik: filter. Koffie stroomt makkelijk er doorheen, koffiedik/prut kan dat niet.
  • Filtraat: wat door de filter heen gaat. (koffie)
  • Residu: wat in het filter achterblijft (koffiedik)



Slide 27 - Diapositive

?


?

Slide 28 - Diapositive

Residu
Filtraat

Slide 29 - Question de remorquage

Thee met suiker is een ...................., want het is




 .................... en blijft .................... goed gemengd. 
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Wel
Niet

Slide 30 - Question de remorquage

Sinaasappelsap is een ...................., het blijft .................... 




goed gemengd, want de sliertjes in het vruchtvlees zakken .................... naar de bodem. 
Oplossing
Suspensie
Wel
Niet
Wel
Niet

Slide 31 - Question de remorquage

Een energiedrank zoals redbull is een  ...................., 




want het is .................... en blijft .................... goed gemengd. 
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Wel
Niet

Slide 32 - Question de remorquage

Karnemelk is een  ...................., 




want het is .................... en blijft .................... goed gemengd. 
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Wel
Niet

Slide 33 - Question de remorquage

Charlotte doet een schepje wit poeder in een reageerbuis.
Ze voegt zuiver water toe en schudt. In het figuur
zie je hoe de inhoud van de reageerbuis eruitziet:
meteen na het schudden (links) en een uur later (rechts).
Waaraan zie je dat het witte poeder niet is opgelost?

Slide 34 - Question ouverte

Charlotte doet een schepje wit poeder in een
reageerbuis. Ze voegt zuiver water toe en schudt.
In het figuur zie je hoe de inhoud van de
reageerbuis eruitziet: meteen na het schudden
(links) en een uur later (rechts).
Welk soort mengsel is na het schudden ontstaan?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een zuivere stof
D
een opgeloste stof

Slide 35 - Quiz

Met een theezakje kun je snel een kop thee zetten. Wat is in deze situatie: 

a. Het oplosmiddel? 

b. Het filter? 

c. Het filtraat? 

d. Het residu? 
het water

het zakje
de thee
resten die in het zakje achterblijven

Slide 36 - Question de remorquage

Waarom wordt bij het zetten van koffie en thee geen koud water, maar heet water gebruikt? Geef een reden.

Slide 37 - Question ouverte

In frisdrank zit veel suiker. Kun je deze suiker uit de frisdrank halen met behulp van een filter?

A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quiz