V&A hoofdstuk 2 deel 4

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

De kruislingse prijselasticiteit

Ek = % verandering vraag / % verandering kruisprijs

Stel dat de prijs van een product daalt met 2%. De afzet stijgt met 4%. Bereken de prijselasticiteit van de vraag (Ev).

1. Ev = 4/-2 = -2
2. Ev = -4/2 = -2
3. Ev = 2/-4 = -0,5
4. Ev = -2/4 = -0,5

Stel dat de prijs van een product daalt met 2%. De afzet stijgt met 4%. Wat gebeurt er met de omzet?

1. De omzet stijgt met 1,92%. (98 x 104)/ 100
2. De omzet daalt met 8%. -2 x 4 = -8%
3. De omzet stijgt met 2%. 4% - 2% = 2%
4. Antwoord A, B en C zijn alle drie fout.

De prijs van een product daalt en de afzet van een product stijgt. Wat gebeurt er met de omzet?

1. De omzet stijgt.
2. De omzet daalt.
3. De omzet zou zowel kunnen stijgen als kunnen dalen.
4. De omzet blijft gelijk.

De prijs, de vraag, de omzet en de prijselasticiteit

Het verband tussen de prijs van een product en de vraag is altijd negatief.

De elasticiteit (Ev) geeft de verhouding tussen hoeveelheidsverandering (gevolg) en de de prijsverandering (oorzaak) aan.

 

Is de hoeveelheidsverandering groter dan de prijsverandering?
dan geldt  Ev >1. De omzet verandert dan mee in de richting van de hoeveelheidsverandering. Bijv. afzet -4%, prijs +2% --> omzet daalt.

De kruislingse prijselasticiteit

De vraag naar een product hangt niet alleen af van de prijs maar ook van de prijs van andere producten, de kruisprijs.

Bijvoorbeeld:
auto's en benzine, koffie en roerstaafjes, 

cola en ice tea, chips en borrelnootjes

Door een flinke heffing worden auto's in een land behoorlijk duurder. De vraag naar benzine....

1. neemt hierdoor toe.
2. blijft gelijk.
3. neemt hierdoor af.

De borrelnootjes zijn in de aanbieding. Het aantal verkochte zakken chips ....

1. neemt hierdoor toe.
2. blijft gelijk.
3. neemt hierdoor af.

Substituten of complementen

Goederen die elkaar kunnen vervangen (elkaars concurrenten zijn) noem je substitutiegoederen. Het verband tussen de vraag naar het ene goed en de prijs van het andere goed is positief.

Goederen die elkaar aanvullen (die je samen gebruikt) noem je complementaire goederen. Het verband tussen de vraag naar het ene goed en de prijs van het andere goed is negatief.

Ek = %verandering vraag / %verandering kruisprijs.
Stel dat de prijs van sinaasappels stijgt met 1,5%. De vraag naar bananen stijgt hierdoor met 2%. Bereken Ek.

1. Ek = 1,5%/2% = 0,75
2. Ek = 2%/1,5% = 1,33
3. Ek = 2% - 1,5% = 0,5
4. Ek = 2%/-1,5% = -1,33

Ek = %verandering vraag / %verandering kruisprijs.
Stel dat de prijs van aardbeien stijgt met 5%. De vraag naar slagroom daalt hierdoor met 2%.
De kruislingse prijselasticiteit is ...

1. positief en inelastisch
2. positief en elastisch
3. negatief en inelastisch
4. negatief en elastisch