LAB les 4

LAB les 4
DA 1
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

LAB les 4
DA 1

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van de vorige les ?

Slide 2 - Carte mentale

Was er tijdens de vorige les iets wat je moeilijk of ingewikkeld vond ?

Slide 3 - Carte mentale

De les van vandaag 
- Opfrissen kennis over UWI's , hoe zat het ook al weer ?
- De urinestick - wat test je nu precies?
- Oefenen met casuïstiek en uitslagen uit de praktijk

Slide 4 - Diapositive

Wat is de medische term voor een blaasontsteking ?

Slide 5 - Question ouverte

Urineweginfecties komen ..... voor bij mannen dan/als bij vrouwen.


A
Minder vaak
B
Even vaak
C
Vaker

Slide 6 - Quiz

Welke bacterie is een veelvoorkomende verwekker van urineweginfecties?
A
Staphylococcus aureus
B
Escheria coli
C
Herpes simplex
D
Salmonella

Slide 7 - Quiz

Waarom heeft een vrouw vaker last van urineweginfecties dan een man?
A
Vrouwen plassen vaker
B
Vrouwen hebben over het algemeen sneller infecties
C
Vrouwen hebben een kleinere blaas
D
Vrouwen hebben een kortere urinebuis

Slide 8 - Quiz

Wat zijn belangrijke tips bij het voorkomen van urineweginfecties?
A
Vaak naar het toilet gaan, veel drinken en van voren naar achteren vegen.
B
Goede hygiëne, veel drinken en van achteren naar voren vegen.
C
Goede hygiëne, veel drinken en van voren naar achteren vegen.
D
Veel drinken zodat je veel plast. Afvegen maakt niet uit in welke richting.

Slide 9 - Quiz

Urinestick

Slide 10 - Diapositive

Urinestick
Veel urine onderzoek gebeurt met teststroken 

Testroken heten ook wel urinesticks ​

Een teststrook bevat 1 of meer testvlakken​

Elk testvlakje bevat een stof die kan verkleuren bij het aan- of afwezig zijn van bepaalde stoffen in de urine 

Slide 11 - Diapositive

Welke onderzoeken zitten er op een urinestick ?

Slide 12 - Carte mentale

Belangrijkste onderzoeken op de stick :

- Erytrocyten ( Bloed )
- Leukocyten ( Witte bloedcellen )
- Proteine ( Eiwitten )
- Nitriet (Aanwezigheid van bacteriën , soms vals positief)
- Glucose (Suiker)

Slide 13 - Diapositive



Wanneer spreek je nu van een blaasontsteking ?

- Positieve nitriet uitslag op de stick, bijna altijd  in combinatie met ery's en/of leuko's !
- Bacteriën zetten nitraat om in nitriet. 


Slide 14 - Diapositive

Mevrouw de Hoop komt aan de balie met urine. Zij heeft buikpijn, moet vaak kleine beetjes plassen en heeft pijn bij het plassen. Geen koorts. Jij onderzoekt de urine en de urinestick geeft aan ERY++, nitriet POS, LEU+++

In overleg met de arts wordt de diagnose 'Urineweginfectie' gesteld en krijgt zij een kuur Furabid (2x per dag 100 mg voor 5 dagen). Drie dagen na het stoppen van de kuur moet mevrouw haar urine weer langsbrengen voor controle.
NOTEER JE SOEP REGEL VOOR DEZE CASUS

Slide 15 - Question ouverte

SOEP Casus antwoord 
Heb je de casus ongeveer zo verwerkt? Dan ben je op de goede weg.
S: Mw. brengt urine, heeft pijn bij het plassen, buikpijn en moet vaak kleine beetjes plassen. Ze heeft geen koorts.

O: Urinestick -> ERY ++, Nitriet POS, LEU+++

E: Urineweginfectie

P: Kuur Furabid 100 mg, 2 dd, 5 dagen, 3 dagen na eindigen kuur opnieuw controle.

Slide 16 - Diapositive

Oefenen met casuïstiek

Slide 17 - Diapositive