4.3 Moleculaire stoffen mengen 2

H4: Moleculaire Stoffen
4.1 Vanderwaals bindingen
4.2 Waterstofbruggen 
→ 4.3 Moleculaire Stoffen mengen ←
4.4 Percentage, ppm en ppb
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H4: Moleculaire Stoffen
4.1 Vanderwaals bindingen
4.2 Waterstofbruggen 
→ 4.3 Moleculaire Stoffen mengen ←
4.4 Percentage, ppm en ppb

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je weet wanneer stoffen hydrofoob en hydrofiel zijn en kunt dit op microniveau uitleggen. 
  2. Je kunt de oplosbaarheid van stoffen in water voorspellen op basis van de structuurformule. 

Slide 2 - Diapositive

Terugblik waterstofbruggen
  1. Teken tweemaal de structuurformule van propeen, C3H6.
  2. Geef aan welke bindingen tussen en in de twee moleculen voorkomen.
  3. Herhaal opdracht 1 en 2, maar dan met methanol, CH4O.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Waterstofbrug
Tussen de ~N-H groepen van twee moleculen. 

Een waterstofbrug: loopt van een H-atoom naar een N-atoom.

Let op, een C-H groep kan NOOIT een waterstofbrug vormen.

Slide 6 - Diapositive

Hydrofiel en hydrofoob


Hydrofiele stoffen mengen goed met hydrofiele stoffen en lossen goed op in water

Hydrofobe stoffen mengen goed met hydrofobe stoffen en lossen niet goed op in water
Voor oplosbaarheid geldt:
Soort zoekt soort

Slide 7 - Diapositive

Wanneer hydrofiel?
  • Hydrofiel als: 1 of meer OH- of NH-groepen (voor H-bruggen) en de rest van het molecuul is niet te groot 
  • Niet te groot = max 4 C's voor 1 OH of NH groep

  • Alle andere moleculen zijn hydrofoob

Slide 8 - Diapositive

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Rekenen in de scheikunde
Aan de concentratie, oplosbaarheid en  dichtheid

Slide 12 - Diapositive

zout
verdund, lage concentratie
geconcentreerd, hoge concentratie

Slide 13 - Diapositive

Concentratie -> oplosbaarheid

Slide 14 - Diapositive

verzadigde oplossing
- In een verzadigde oplossing is de maximale      
   hoeveelheid stof opgelost
- De vaste stof blijft vast en blijft zichtbaar
- Is er minder opgelost dan is de oplossing onverzadigd

Slide 15 - Diapositive

(On)Verzadigde oplossingen
Bij indampen verdampt het oplosmiddel en neemt het gehalte van opgeloste stof toe.
Als de oplossing is verzadigd en je gaat door met indampen, zal er een vaste stof ontstaan.

Slide 16 - Diapositive

De ijklijn
Meet hoeveel suiker oplost bij een aantal temperatuuren

Zet de punten uit op een grafiek

De lijn die je erdoorheen tekent is de ijklijn

Slide 17 - Diapositive

Oplosbaarheid
Bij vaste stoffen geldt:
“Hoe hoger de temperatuur hoe meer er kan oplossen!”

Bij gassen geldt:
“Hoe hoger de temperatuur hoe minder er kan oplossen!”

Slide 18 - Diapositive

Oplossing
Emulsie
Suspensie
Schuim
Nevel
Rook
2 stoffen samen

Slide 19 - Diapositive

Oplossing           2 vloeistoffen
Emulsie
Suspensie
Schuim
Nevel
Rook
2 stoffen samen

Slide 20 - Diapositive

Oplossing           2 vloeistoffen
Emulsie               2 vloeistoffen
Suspensie          
Schuim
Nevel
Rook
2 stoffen samen

Slide 21 - Diapositive

Oplossing           2 vloeistoffen
Emulsie               2 vloeistoffen
Suspensie           vaste stof in vloeistof
Schuim
Nevel
Rook
2 stoffen samen

Slide 22 - Diapositive

Oplossing           2 vloeistoffen
Emulsie               2 vloeistoffen
Suspensie           vaste stof in vloeistof
Schuim                gas in vloeistof
Nevel
Rook
2 stoffen samen

Slide 23 - Diapositive

Oplossing           2 vloeistoffen
Emulsie               2 vloeistoffen
Suspensie           vaste stof in vloeistof
Schuim                gas in vloeistof
Nevel                    vloeistof in gas
Rook                    
2 stoffen samen

Slide 24 - Diapositive

Oplossing           2 vloeistoffen
Emulsie               2 vloeistoffen
Suspensie           vaste stof in vloeistof
Schuim                gas in vloeistof
Nevel                    vloeistof in gas
Rook                     vaste stof in gas
2 stoffen samen

Slide 25 - Diapositive

2 stoffen samen
Oplossing           stof in een vloeistof
Emulsie               2 vloeistoffen
Suspensie           vaste stof in vloeistof
Schuim                gas in vloeistof
Nevel                    vloeistof in gas
Rook                     vaste stof in gas

Slide 26 - Diapositive


Wat is de juiste eenheid voor concentratie?
A
liter per gram
B
gram per kubieke meter
C
gram per liter
D
kubieke meter per liter

Slide 27 - Quiz

Wat is de juiste formule voor het berekenen van de concentratie?
A
concentratie = volume / massa stof
B
massa stof = concentratie / volume
C
concentratie = volume / massa stof
D
concentratie = massa stof / volume

Slide 28 - Quiz

We kunnen in 2,5 liter water maximaal 900 gram keukenzout oplossen. De oplosbaarheid van keukenzout is?
A
360 gram per liter
B
2250 gram per liter
C
360 liter per gram
D
2250 liter per gram

Slide 29 - Quiz

De concentratie van zout in zeewater is 37 g/L
hoeveel kg zout moet je toevoegen bij 15000 liter water?
A
555 gram
B
555 kg
C
2,5 kg
D
250 kg

Slide 30 - Quiz

Oplosbaarheid van zuurstof bij 80 graden Celsius is 25,1 mg/L.
Aan 500 mL water is 15 mg zuurstof toegevoegd. Wat is deze oplossing?
A
Onverzadigd
B
Verzadigd
C
Oververzadigd

Slide 31 - Quiz