HA - week 3 - les 2 - herhalen voor toets

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Nederlands

Mevrouw Takken, TNL

[e-mail]

- Stillezen

- Wat moet je kennen voor de toets?

- Optie: uitleg grammatica + zinnen ontleden

- Oefentoets maken/ leren/ elkaar overhoren

Planning deze les:

- Je schrijft de persoonsvorm van regelmatige werkwoorden goed in zowel de t.t als de v.t. 

- Je kunt in een tekst zowel het onderwerp als het deelonderwerp aangeven.

- Je kent/kunt alles voor de toets zo goed, dat je overal een voldoende voor haalt!

- Je kent de woorden van woordenschat

Doel van de les

Stillezen

Kennen voor de toets H2:

Lezen: 

- Deelonderwerp en globaal lezen

Woordenschat:

- Omschrijving/ definitie van een woord vinden in een tekst

- Woordenlijst kennen

Grammatica:

- Persoonsvorm, onderwerp, zinsdeelstrepen (regels kennen en in een zin kunnen toepassen)

- Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord

Spelling:

- Woordenboek (voorbeelden uit oefeningen)

- Werkwoorden: Regels + toepassen persoonsvorm zwakke (regelmatige) werkwoorden tegenwoordige en verleden tijd

Kennen voor de toets H2:

Doe mee met de quizlet live, zoek daarna zo snel mogelijk aan de slag!

Na de quizlet ga je weer zelf leren. 

Quizlet live

Als een woord de persoonsvorm is, dan start je altijd met de stam (ik-vorm)

verleden tijd:

Ik stam + de/te                                ik speelde

hij stam+de/te                                 hij speelde

wij stam+den/ten                           wij speelden

Zwakke/regelmatige werkwoorden

Wanneer is het stam+de(n) en wanneer stam+te(n)?

Kijk hiervoor naar de laatste letter van de stam (in het hele werkwoord)

- Zit deze letter in 't exkofschip -> dan +te(n)

- zit deze letter niet in 't exkofschip -> dan +de(n)

Werkwoorden

Persoonsvorm = werkwoord dat aangeeft wie wat in welke tijd doet

te vinden door: 

- tijd zin veranderen

- hoeveelheid uitvoerder veranderen

- staat in een gewone zin op de tweede plaats

Zinsdelen:

Stukjes van een zin met eenzelfde functie. 

Speel met de persoonsvorm om te vinden (zin door elkaar husselen, wat blijft er bij elkaar?

Onderwerp:

- voert de actie uit

- wie/wat + pv

Grammatica

In het lokaal blijven sommige leerlingen zitten.

De langzame drommels laten dan hun plastic broodzakjes slingeren.

Hier moet de docent natuurlijk erg om huilen

Gelukkig ruimt de overgrote meerderheid hun rotzooi wel op. 

Grammatica pv/ zinsdelen/ ow

Zelfstandig naamwoorden =

- Dingen, dieren, mensen, plaatsen, namen, aardrijkskundige namen

- Eigennamen (alles wat een naam gekregen heeft = mijn konijn(ZN) Pluisje(ZN-E) )

Lidwoorden = 

de, het, een - als het bij een ZN hoort

de + het = bepaald lidwoord

een = onbepaald

Bijvoeglijk naamwoorden = 

- Zegt iets over zn

- stoffelijk bn = geeft aan van welk materiaal iets gemaakt is. 

Grammatica

In het lokaal blijven sommige leerlingen zitten.

De langzame drommels laten dan hun plastic broodzakjes slingeren.

Hier moet de docent natuurlijk erg om huilen

Gelukkig ruimt de overgrote meerderheid hun rotzooi wel op. 

Grammatica - zn, lw, bn

Wat

1. Oefentoets maken + na afloop kijken waar je nog extra voor moet oefenen (gemiddelde norm H=75% een 6, A=80% een 6)

2. Theorie leren + in de methode oefenen met onderdelen die nog niet zo lekker gaan. 

3. Woordjes oefenen quizlet

4. Extra lessen lessonUp doornemen

Wanneer:

Deze les

Volgende les extra herhalen, live + vragen van jullie kant!

Aan de slag:

- Herhalen voor de toets

Volgende les