Recap verbs - the past tense

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Have you done every test and handed in every writing task (3)?

Wat is de regel van de present perfect?

1. hele werkwoord + -ed. (worked)
2. shit rule= hele ww+ -s
3. vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (helped, found)

Wanneer gebruik je de present perfect?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

In welke zin wordt de present perfect gebruikt?

1. I have lived in Utrecht for 9 years.
2. I was living in Utrecht.
3. In 2013, I lived in Utrecht
4. I am living in Utrecht.

Wat is de regel van de past simple?

1. werkwoord + ed
2. shit regel= bij she/he/it: werkwoord + (e)s
3. vorm van to be + werkwoord + -ing
4. have/has + voltooid deelwoord

Wanneer gebruik je de past simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Welke signaalwoorden hoort NIET bij een past simple?

1. In 2007
2. Since 2018
3. Last summer
4. Yesterday

Wat is de regel van de past continuous?

1. hele ww+ ed of irregular verb
2. was/were hele ww+ ing
3. vorm van to be + hele ww+ ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Wanneer gebruik je de past continuous?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

In welke zin wordt de past continuous gebruikt?

1. They film the event with a hidden camera.
2. They filmed the event with a hidden camera.
3. They are filming the event with a hidden camera.
4. They were filming the event with a hidden camera.

Hoe maak je de past perfect?

1. was/were + ww + ing
2. am/is/are+ going to+ hele werkwoord
3. have/has + volt.deelwoord
4. had + volt.deelwoord

De past perfect gebruik je als iets....

1. in het verleden is begonnen en nu nog bezig is
2. in het verleden een tijdje bezig was, maar nu is afgelopen
3. in het verleden is gebeurd maar je ziet nu het resultaat
4. in het verleden is gebeurd en 't gebeurde vóór iets anders

In welke zin wordt de past perfect gebruikt?

1. I watched my brother leave the store.
2. I was watching TV when he left the store.
3. I have just watched him leaving the store
4. I had watched him leaving the store when I spoke to you.

Let's play Kahoot!

And see if you understand the past tense :)