Stepping Stones Theme 4 Recap grammar

Theme 4


Grammar
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Theme 4


Grammar

Slide 1 - Diapositive

Today's goals
I can use:
  • present simple
  • present continuous
  • present perfect
  • past simple
  • past continuous

Slide 2 - Diapositive


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 3 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de present simple?
A
(right) now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 4 - Quiz

Hoe maak je de Present Simple?
A
I/you/we/they: hele ww he/she/it: ww + s/es
B
he/she/it: hele ww
C
alle personen: ww + s/es
D
I/you/we/they: ww + s/es

Slide 5 - Quiz

Wat is een zin in de Present Simple?
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park yesterday.
C
I walk in the park every day.
D
I am walking in the park right now.

Slide 6 - Quiz

Maak de zin vragend en ontkennend:

My mother walks in the park every day.

Slide 7 - Question ouverte


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 8 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 9 - Quiz

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 10 - Quiz

Welke zit staat in de Present Continuous?
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 11 - Quiz

Maak de zin vragend en ontkennend:

David is taking a shower at the moment.

Slide 12 - Question ouverte


Present perfect
Wanneer gebruik je de Present perfect?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 13 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de present perfect?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just (fyne jas)
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 14 - Quiz

Present Perfect:

Wat is de regel van de present perfect?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 15 - Quiz

Maak de zin vragend en ontkennend:

My brother has lost his keys.

Slide 16 - Question ouverte


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 17 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de Past simple?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 18 - Quiz

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 19 - Quiz

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have lived in Utrecht for 13 years.
B
I was living in Utrecht.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am living in Utrecht.

Slide 20 - Quiz

Maak de zin vragend en ontkennend:

I lived in Utrecht in 2010.

Slide 21 - Question ouverte


Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets een tijdje bezig of aan de gang was in het verleden.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 22 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?
A
when, while
B
always, never, ever, often
C
right now, at the moment
D
yesterday, last week

Slide 23 - Quiz

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 24 - Quiz

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 25 - Quiz

Maak de zin vragend en ontkennend:

I was walking down the street when I tripped.

Slide 26 - Question ouverte

Ik begrijp alle tijden!
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage