Methodiek

• Methodiek 2
• MBO
• Studiejaar 1

Methodiek 2

Observeren

1V, 1W

Milou Smit

Observeren: wat weet
je nog?

Hoe kijk je aan tegen de toets over 2 weken?

😒🙁😐🙂😃

Even opfrissen na de vakantie...

Herhaling van de lesstof voor de toets

Wat doe je bij observeren WEL maar bij waarnemen NIET?

Een observatie moet altijd .... zijn.

Objectief

Subjectief

1

2

3

4

5

6

7

Gegevens ordenen

Aanleiding

Vraagstelling formuleren

Antwoord geven op de vraagstelling

Observatie uitvoeren

Achtergrondgegevens

Observatiemethoden en hulpmiddelen

Je zintuigen helpen je bij het observeren, maar laten je soms ook in de steek.

Noem 3 waarnemingsfouten:

Als je wilt weten op welke manier een leerling een rekensom oplost, dan ga je bij de leerling zitten en kom je er al vragend achter welke manier van oplossen de leerling kiest.

Hoe noem je deze manier van observeren?

Bij een kwalitatieve observatie kijk je HOE VAAK bepaald gedrag voorkomt.

1. Juist
2. Onjuist

Voordat je naar een kind gaat kijken, is het belangrijk dat je jezelf een vraag stelt (stap 3 vraagstelling formuleren).

Noem 3 onderdelen die in de vraagstelling staan:

Vraagstelling formuleren

Je loopt stage bij peuterspeelzaal de Banjers. Het is jou opgevallen dat Mila tijdens een kringmoment in de ochtend vaak met andere dingen bezig is, ze lijkt vaak erg afgeleid. Wanneer ze de opdracht krijgt om bijvoorbeeld haar jas te pakken om naar buiten te gaan, weet ze vaak niet wat ze moet doen. 

Stap 1 Schrijf de 3 aspecten voor jezelf op:
- Wie

- Welk aspect van het gedrag

- In welke situatie?

Vraagstelling formuleren

Stap 1

Wie: M.

Welk aspect van het gedrag: aandacht

In welke situatie: tijdens het kringmoment in de ochtend.

Stap 2

Schrijf nu een vraagstelling op met daarin de 3 aspecten die hierboven staan. Wat zou je te weten willen komen met de observatie?

Vraagstelling formuleren

Stap 2: 

‘Waar is de aandacht van M. op gericht tijdens het kringmoment in de ochtend?’

Wie, welk aspect van het gedrag, in welke situatie

Hoe ver ben ik?

Ik snap het

Ik snap het een beetje

Ik snap het niet

M. zit aan tafel en kijkt om zich heen, zijn wenkbrauwen gaan omhoog.

1. Objectief
2. Subjectief

M. zoekt een rustige plek waar hij kan zitten spelen met zijn blokjes.

1. Objectief
2. Subjectief

D. komt huilend naar mij toe omdat er iets verkeerd is gegaan.

1. Objectief
2. Subjectief

M. pakt de pop en aait over het hoofd.

1. Objectief
2. Subjectief

Vragen?

Hoe kijk je aan tegen de toets over 2 weken?

😒🙁😐🙂😃