Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Doel: vandaag leer ik wat congruentie is en hoe ik deze kennis gebruik om foutloze zinnen te kunnen maken.
Terugblik 5 min
Wat weet je al? 3 min
Theorie 10 min
Samen oefenen 10 min
Aan de slag
Afsluiter
Slide 2 - Diapositive
Hallo zeg zei michiel van den berg dat is toch niet normaal
Slide 3 - Question ouverte
ik heb het volgende probleem ik weet niet hoe dat werkt.
Slide 4 - Question ouverte
Het schrift die daar lag is kapot.
Slide 5 - Question ouverte
Allen leerlingen gingen naar huis.
Slide 6 - Question ouverte
Sommige zijn hier niet zo goed in.
Slide 7 - Question ouverte
Een groep kinderen zetten de boel op stelten.
A
Deze zin is goed
B
Zetten = zette
C
?
Slide 8 - Quiz
Congruentie
Slide 9 - Diapositive
De regels
congruentie
Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal. Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. Gelijkheid in getal noemen we congruentie.
Het meisje / loopt Het meisje lopen
De meisjes / lopen De meisjes loopt
Slide 10 - Diapositive
De regels
Congruentie
Voorbeelden congruentiefouten
De media | is | niet te spreken over de opmars van de PVV
Een zwerm bijen | achtervolgden | de jongen
Een kudde koeien | eten | gras
Bert is een van | de mensen | die de ramp | heeft |overleefd
X
Slide 11 - Diapositive
De regels
Congruentie
Zo moet het wel
Een aantal kinderen kan niet mee op schoolreis.
Een aantal kinderen kunnen niet mee op schoolreis.