BSR 17/01 2t Grammatica WS 7 Aanw. vnw

Open je boek alvast op blz. 210-211.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§7: Aanwijzend voornaamwoord
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Open je boek alvast op blz. 210-211.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§7: Aanwijzend voornaamwoord
Voordat we beginnen:
2T
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN

Slide 1 - Diapositive

  • Je weet het verschil tussen persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden.
  • Je kunt aanwijzende voornaamwoorden herkennen en gebruiken in een zin.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les gaan we:

  • Terugblikken op paragraaf 5.
  • De uitleg behandelen van paragraaf 7 (en hierbij aantekeningen maken);
  • De opdrachten van paragraaf 7 maken en nakijken.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Voegwoord
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

  • Kroket of frikandel.
  • De snelle aanvaller en de trage verdediger.
  • Ik kan naar Australië op vakantie, 
    want ik heb genoeg gespaard.

Slide 5 - Diapositive

Voegwoorden
Let op: sommige voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan. 

Amy versiert de woonkamer, omdat haar broer morgen jarig is.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.


Slide 6 - Diapositive

Persoonlijk
voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

  • Wij gaan een weekendje weg.
  • Onze kat slaapt overdag, omdat hij 's nachts buiten rondloopt.
  • Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.

Slide 7 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord is geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zn waar het bij hoort.

  • Jullie tuin.
  • Mijn telefoon.
  • Jouw huis.

Slide 8 - Diapositive

Welk voornaamwoord past er op de puntjes? Zet de antwoorden in je schrift.
Noteer ook of het woord een persoonlijke of bezittelijk voornaamwoord is.

  1. Toen mijn neefjes koekjes verkochten, gaf oma ... tien euro extra.
  2. Kerst is een periode om bij ... familie langs te gaan. 
  3. Ik heb het erg warm, dus ik doe ... jas even uit.
  4. David en Felicia laten ... hond uit in het park.
Opdracht
timer
4:00

Slide 9 - Diapositive

Aanwijzend
voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst meestal een mens, dier of ding aan. deze telefoon, dat paard, die jongen.

  • Deze app is gratis, maar die app niet.
  • Met dit oog zie ik beter dan met dat oog.
  • Met die pas kun je de hele dag met het openbaar vervoer.

Slide 10 - Diapositive

Aanwijzend
voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zn, maar ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zn er wel achter denken.

  • Deze app is gratis, maar die (app) niet.
  • Met dit oog zie ik beter dan met dat oog.
  • Met die pas kun je de hele dag met het openbaar vervoer.

Slide 11 - Diapositive

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §7: Aanwijzend voornaamwoord. Opdracht 1 en 2 (blz. 210-211).
Hoe?
Met z'n allen. Schrijf mee!
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
5 minuten. Daarna starten we met §5 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden (blz. 206-207).
Klaar?
Maak alvast een begin aan §11: Mixopdrachten 
(online leeromgeving)
Samen maken
timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §7: Aanwijzend voornaamwoord. Opdracht 3 t/m 5 (blz. 210-211).
Hoe?
Zelfstandig. 
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. Daarna starten we met §9 Vragend voornaamwoord (blz. 214-215).
Klaar?
Maak alvast een begin aan §11: Mixopdrachten 
(online leeromgeving) of maak een samenvatting
van paragraaf 1, 3, 5 en 7!
Huiswerkopdrachten
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

  • Je weet het verschil tussen persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden.
  • Je kunt aanwijzende voornaamwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 15 - Diapositive

Misschien kan de doktersassistent jou helpen.
Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naar het vakje.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Misschien
dokterassistent
kan
jou
de

Slide 16 - Question de remorquage

Ik heb mijn laatste geld uitgegeven aan deze Switch.
Sleep de bezittelijk voornaamwoorden naar het vakje.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Ik
aan
heb
Switch
mijn

Slide 17 - Question de remorquage

Ik heb mijn laatste geld uitgegeven aan deze Switch.
Sleep de aanwijzend voornaamwoorden naar het vakje.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Ik
deze
heb
Switch
mijn

Slide 18 - Question de remorquage

Maak een zin in de volgende volgorde:

pers. vnw - ww - lw - bn - zn - ww.

Slide 19 - Question ouverte

Maak een zin met daarin een werkwoord (ww), een zelfstandig naamwoord (zn) , een bijvoeglijk naamwoord (bn) en een voorzetsel (vz).

Slide 20 - Question ouverte

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 21 - Diapositive