2.7 Grammatica zinsdelen

2.7 grammatica zinsdelen
Lezen!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

2.7 grammatica zinsdelen
Lezen!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Samengestelde zin
NEVENSCHIKKING
ONDERSCHIKKING
Hoofdzin + hoofdzin


Voegwoorden: 
want, maar, en, of, dus
Hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin


Voegwoorden:
omdat, toen, sinds, dat

Slide 3 - Diapositive

Stap 1. 
NEVENSCHIKKING of ONDERSCHIKKING? 
Kan je het voegwoord weglaten en blijven er dan twee goede zinnen over? 

De bakker is jarig, dus hij bakt geen taart vandaag

De bakker is jarig. Hij bakt geen taart vandaag. 

Ja?       Hoofdzin + hoofdzin - dus:  
              NEVENSCHIKKEND

Nee?    Hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin dus: 
             ONDERSCHIKKEND

Slide 4 - Diapositive

Stap 2.
Welke zin is de bijzin? 
  • Een bijzin kan niet los op zichzelf staan
  • Een bijzin is een onderdeel van de hele zin (je kan het vervangen door één woord)
  • In een bijzin kunnen er woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp staan, in een hoofdzin kan dat nooit
  • Het voegwoord staat vaak vooraan in de bijzin
  • De werkwoorden staan vaak achteraan in de bijzin


Terwijl de leerling naar de muziek luisterde, droomde ze weg in haar gedachten

Slide 5 - Diapositive

Stap 2.
Welke zin is de bijzin? 
  • Een bijzin kan niet los op zichzelf staan

  • Een bijzin is een onderdeel van de hele zin (je kan het vervangen door één woord)

  • In een bijzin kunnen er woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp staan, in een hoofdzin kan dat nooit

  • Het voegwoord staat vaak vooraan in de bijzin

  • De werkwoorden staan vaak achteraan in de bijzin


Slide 6 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen (en twee of meer onderwerpen).

Slide 7 - Diapositive

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Bram voetbalt en hij zit op tafeltennis.
B
Door de vele fietsers in de stad kan de tram lastig rijden.
C
Na de kerstvakantie begint het nieuwe kalenderjaar.
D
Terwijl ik op de bus wachtte, werd ik nat gespetterd door een auto.

Slide 8 - Quiz

Hoofd- en bijzin (aantekening!)
Hoofdzin
  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar: er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
  • De persoonsvorm staat voor in de zin:  eerste of tweede zinsdeel.

Bijzin
  • Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld 'niet' of 'ook').
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 9 - Diapositive

Samengestelde zinnen (aantekening!)
Samengestelde zin: zin met meer dan 1 pv
  • nevenschikkend: 2 hoofdzinnen (HZ) met nevenschikkend voegwoord
  • onderschikkend: 1 hoofdzin (HZ) en 1 bijzin (BZ) met onderschikkend voegwoord

Slide 10 - Diapositive

Nevenschikkende zinnen
2 hoofdzinnen verbonden met nevenschikkend voegwoord.

Nevenschikkende voegwoorden: of, en, want, dus, maar (ezelsbruggetje: 'Geef mij die ovenwant dus maar!')

Slide 11 - Diapositive

Een samengestelde zin heeft altijd één persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

In een bijzin staan onderwerp en persoonsvorm nooit naast elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 14 - Quiz

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quiz

Veel jongeren, vooral die in het zuiden van het land, praten met een accent.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 17 - Quiz

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 18 - Quiz

Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden sommige leerlingen minder gemotiveerd.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 19 - Quiz

Denk je dat deze nieuwe sport een kans maakt om toegelaten te worden op de Olympische Spelen?
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 20 - Quiz

Honderden jongeren stonden in de rij voor het concert, want het optreden van de plaatselijke band was gratis.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 21 - Quiz

Samengestelde zin
NEVENSCHIKKING
ONDERSCHIKKING
Hoofdzin + hoofdzin


Voegwoorden: 
want, maar, en, of, dus
Hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin


Voegwoorden:
omdat, toen, sinds, dat
De man eet een taart en de man drinkt een kop koffie. 
De man eet een taart omdat hij honger heeft

Omdat hij honger heeft, eet de man een taart. 

Slide 22 - Diapositive