Meer dan lezen par. 3, tekstverbanden en signaalwoorden, vwo 2

Lezen paragraaf 3
Tekstverbanden en signaalwoorden 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen paragraaf 3
Tekstverbanden en signaalwoorden 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je leert (nieuwe) tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 3 - Carte mentale

Toelichtend verband
Chronologisch verband
Opsommend verband
Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde
Dingen worden achter elkaar genoemd.
Er wordt extra info gegeven (vaak een voorbeeld).

Slide 4 - Question de remorquage

Concluderend verband
samenvattend verband
Tegenstellend verband
De schrijver trekt een conclusie uit de tekst.
Tegenovergestelde dingen worden genoemd.
De auteur geeft een verkorte weergave van eerdere informatie uit de tekst.

Slide 5 - Question de remorquage

Chronologisch
concluderend
opsommend
samenvattend
tegenstellend
toelichtend
verder
zo
later
hoewel
dat houdt in
met andere woorden

Slide 6 - Question de remorquage

Nieuwe verbanden: wat houden ze in en welke signaalwoorden kun je erbij bedenken?
doel-middelverband
oorzakelijk verband
redengevend verband
toegevend verband
vergelijkend verband
voorwaardelijk verband

Slide 7 - Diapositive

Filmpje
Filmpje Nieuw Nederlands

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat het verschil is tussen een redengevend en een oorzakelijk verband,

Slide 9 - Question ouverte

Het verschil tussen redengevende en oorzakelijk verband
Het regent waardoor de straat nat wordt.

Het regent en daarom ga ik met de bus.

Slide 10 - Diapositive

We lezen een deel van tekst 1 klassikaal
Omcirkel de signaalwoorden die je tegenkomt, behalve het woordje 'en'. 
Vul hierna in tweetallen het schema in dat je van de docent krijgt.

timer
12:00

Slide 11 - Diapositive

Je bespreekt het onderzoeksformulier met een ander tweetal.
Maak hierna vraag 7 t/m 11 van tekst 1 op blz. 18.
Klaar? Maak dan ook opdracht 4 en 5.2


Slide 12 - Diapositive