PO Mi pueblo o ciudad

PO mi ciudad
2 VWO

- ik kan de werkwoorden die ZIJN betekenen correct toepassen in verschillende zinnen
- ik kan woorden toepassen die gaan over steden en dorpen.
- Ik kan correcte Spaanse zinnen maken
- Ik kan vertellen waar iets zich bevindt op een plattegrond
- ik kan iets vertellen over mijn woonplaats. 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

PO mi ciudad
2 VWO

- ik kan de werkwoorden die ZIJN betekenen correct toepassen in verschillende zinnen
- ik kan woorden toepassen die gaan over steden en dorpen.
- Ik kan correcte Spaanse zinnen maken
- Ik kan vertellen waar iets zich bevindt op een plattegrond
- ik kan iets vertellen over mijn woonplaats. 

Slide 1 - Diapositive

ser o estar
vraag je eerst altijd af: Is het een plaatsbepaling? (kun je zijn vervangen door zich bevinden?)
ja --> ESTAR
nee --> SER

Slide 2 - Diapositive

¿Ser o Estar?

Estar:

gevoel, stemming, emotie, fysieke toetand, 

Burgelijke staat (getrouwd, gescheiden, overleden, etc.)

Ser:

Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)

Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen

Waarvan iets gemaakt is, iemand zijn eigendom.

Slide 3 - Diapositive

HAY = er is, er zijn
Hay cinco gatos en la calle.
Hay mucho tráfico.
Hay dos supermercados en mi pueblo

Slide 4 - Diapositive

Kies tussen hay/ser/estar:
Maria _____ en mi casa.
A
es
B
está
C
hay
D
eres

Slide 5 - Quiz

Kies uit hay/estar/ser

En mi ciudad no ........ una pescadería
A
hay
B
está
C
es
D
están

Slide 6 - Quiz

Kies tussen hay / ser / estar
Los chicos ____ muy guapos
A
son
B
hay
C
sois
D
están

Slide 7 - Quiz

Gramática: ser/estar/hay:

Mi habitación ... bonita y moderna
A
está
B
es
C
hay
D
somos

Slide 8 - Quiz

¿Hay, estar o ser?

El salón ..........a la izquierda
A
hay
B
es
C
está

Slide 9 - Quiz

preguntas
1. ¿Dónde vives?
2. ¿Te gusta vivir en...?
3. ¿Por qué (no)?
4. ¿Dónde está tu ciudad o pueblo?
5. ¿Cómo es tu ciudad o pueblo?

Antwoorden inleveren via It's Learning (opdracht voor morgen)

Slide 10 - Diapositive

Paso 2
¿Qué hay en tu ciudad / pueblo? 

(Escribe 10 frases y busca una foto de estos lugares/ edificios)
 
Denk hierbij aan: theater, park, zwembad, school, supermarkt, winkel, bibliotheek, etc

Slide 11 - Diapositive

Bijvoorbeeld:
En Zwolle hay dos teatros: De Spiegel y Odeon.
En mi ciudad hay una estación de trenes muy grande.
En Zwolle hay una piscina al aire libre. 

Slide 12 - Diapositive

klaar met deze 10 zinnen?
Teken dan nu een plattegrond van je dorp / stad / wijk
En geef aan waar de 10 plaatsen/ winkels/ gebouwen zijn die je hebt beschreven bij stap 2 

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk:
  • Maak foto's (liefst selfies) van de 10 plaatsen/ gebouwen/ winkels in jouw dorp of stad.
  • Lever de 10 zinnen in van stap 2 (Zinnen met hay)
  • Maak/zoek een plattegrond en geef aan waar jouw 10 plaatsen/ gebouwen zijn (noem de Spaanse woorden)

Slide 14 - Diapositive