Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Fijn dat je er bent :)
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Terugblik
Leerdoelen
Theorie grammatica 3.3 voltooid en tegenwoordig deelwoord
Opdrachten
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 3 - Question ouverte
Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je
het voltooid en tegenwoordig deelwoord correct spellen.
in eigen woorden uitleggen hoe je het voltooid en tegenwoordig deelwoord spelt.
Slide 4 - Diapositive
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) van sterke werkwoorden heeft soms een klinkerwisseling en eindigt vaak op -en: gezwommen, begonnen, gelezen.
Bij de zwakke werkwoorden hoor je vaak aan de verleden tijd of je ‘t’ of ‘d’ gebruikt: gebeurde – het is gebeurd (je hoort ‘d’).
Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p (‘t ex-fokschaap):
de letter voor -en in het hele werkwoord is t x f k s ch of p: gebruik -t
de letter voor -en in het hele werkwoord is niet t x f k s ch of p: gebruik -d
Slide 5 - Diapositive
Voltooid deelwoord
Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p (‘t ex-fokschaap):
de letter voor -en in het hele werkwoord is t x f k s ch of p: gebruik -t
de letter voor -en in het hele werkwoord is niet t x f k s ch of p: gebruik -d
Slide 6 - Diapositive
Welke spelling is correct? Heb jij de kinderen ...... (ophalen)
A
Opgehaalt
B
Opgehaaldt
C
Opgehaald
D
Geen van de gegeven antwoorden zijn goed
Slide 7 - Quiz
Welke spelling is correct? Helaas is hij te vroeg ...... (sterven)
A
Gestorven
B
Gesterft
C
Gesterfd
D
Geen van de gegeven antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quiz
Welke spelling is correct? Ik ben erg (verbazen) ............. over mijn goede cijfers.
A
Verbaast
B
Verbaasd
C
Verbaasdt
D
Geen van de gegeven antwoorden zijn goed
Slide 9 - Quiz
Het is mij duidelijk hoe ik het voltooid deelwoord moet spellen
Ja
Nee
Ik heb nog een vraag hierover
Slide 10 - Sondage
Tegenwoordig deelwoord
Het tegenwoordig deelwoord spel je met het hele werkwoord+d: werkend, slapend
Voorbeelden :
Op haar trouwdag zag Rosita er stralend uit.
Tom komt altijd lopend, maar Fred neemt liever de fiets.
Slide 11 - Diapositive
Tegenwoordig deelwoord
Deelwoorden gebruik je ook als bijvoeglijk naamwoord: een spelend kind, de bestelde artikelen, de gevangen vis.
Spel een bijvoeglijk gebruikt deelwoord zo kort mogelijk (een vergrote foto en niet een vergrootte foto), tenzij de uitspraak daardoor verandert. In zulke gevallen voeg je wel een extra t of d in: het geschatte bedrag.
Slide 12 - Diapositive
Welke spelling is correct? ...... (zuchten) vertelde Femke het hele verhaal.
A
Zuchtend
B
Zuchtende
C
Zuchtent
D
Zuchtente
Slide 13 - Quiz
Welke spelling is correct? De niets (vermoeden) ............ soldaten werden volledig verrast.
A
Vermoed
B
Vermoedde
C
Vermoedend
D
Vermoedende
Slide 14 - Quiz
Welke spelling is correct? ....... (zingen) liep Bert naar huis.