figuurlijk taalgebruik

figuurlijk taalgebruik
Blz 78
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

figuurlijk taalgebruik
Blz 78

Slide 1 - Diapositive

letterlijk taalgebruik
De schrijver bedoelt letterlijk wat hij schrijft.
1  Salade met geitenkaas is niet echt mijn smaak.
2  Het nieuwe kapsel van Romi is niet echt mijn smaak.

Zin 2 gaat niet letterlijk over smaak, zin 1 wel.
In zin 2 is het stukje over smaak figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Diapositive

begrijpen van taal
Om figuurlijk taalgebruik te herkennen, dat wil zeggen snappen dat het niet letterlijk bedoelt is, moet je de taal goed kennen.

Slide 3 - Diapositive

uitdrukkingen
Uitdrukkingen zijn een uiting van figuurlijk taalgebruik.
Als je de uitdrukking niet begrijpt, moet je zoeken op het belangrijkste woord.

Slide 4 - Diapositive

opdrachten
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4, blz 78/ 79/80

Slide 5 - Diapositive

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
gwn kip met rijst
B
een spreekwoord
C
een uitdrukking en een spreekwoord
D
een uitdrukking

Slide 6 - Quiz

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 7 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 9 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 10 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 12 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 13 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 14 - Quiz

Waarom gebruikt men figuurlijk taalgebruik niet?
A
Om de taal moeilijker te maken
B
Om de taal mooier te maken
C
Om moeilijke dingen uit te leggen
D
omdat het leuk is

Slide 15 - Quiz