Grammatica zinsdelen start - uitleg ng

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Lesplanning

* stillezen in je leesboek

* herhaling gr.zd klas 1

* zinsdelen ng

Lesdoel

Aan het eind van de 

les kan/weet ik:

* het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

Verdeel de zin in zinsdelen.

De medailles werden gisteren aan de reddingswerkers uitgereikt door de burgemeester.

• De medailles / werden / gisteren / aan de reddingswerkers / uitgereikt / door de burgemeester.

Wat is de persoonsvorm en onderwerp in onderstaande zin?

Wanneer vindt de toets van grammatica eigenlijk plaats?

• vindt plaats - pv
• de toets van grammatica - ow

Schrijf op in je schrift.

Wat is het verschil tussen ng en wg?

• Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).
• Een werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand (of iets) dóét.

Naamwoordelijk gezegde

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Benoem de delen en schrijf op in je schrift (op de juiste manier).

Gisteren was ik de hele dag heel erg vrolijk.

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel.

Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Het belangrijkste werkwoord is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het koppelwerkwoord koppelt de eigenschap aan het onderwerp.

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?

- Is /wordt het onderwerp iets?

- Is er een koppelwerkwoord in de zin?

- Als het onderwerp iets is/wordt, 

stel de vraag: Wat + pv + ond + overige ww?

KWW

Zijn

Worden

Blijven

Blijken

Lijken

Schijnen

Naamwoordelijk gezegde =

pv + [nw.deel] + overige werkwoorden

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Opdracht

Keuze:

1. Maak van §3 opdracht 1 t/m 3.

2. Maak de lesopdrachten die vooraan liggen. (atheneumroute)

Aan het einde van de les heb je of keuzeopdracht 1 of 2 af!

Je mag zachtjes met elkaar overleggen.

Ben je klaar? Dan maak je opdracht 4 van §3 grammatica en lees je de theorie van §5 en maak je opdracht 1 en 2 van §5.

Welke vragen heb je nog?

Wat hebben we deze les gedaan?

Wat heb je deze les geleerd?

Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

010

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?

😒🙁😐🙂😃