Thema 1: Basisstof 1: Wat is biologie?

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 1: Wat is biologie?
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 1: Wat is biologie?

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg basisstof 1: Wat is biologie?
  • Aan het werk
  • Verwerking

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Beschrijven wat biologie is en uitleggen op welke gebieden biologie een rol speelt
  • De levenscyclus van dieren beschrijven
  • De organisatieniveaus van de biologie benoemen en uitleggen dat op elk hoger organisatieniveau emergente eigenschappen ontstaan

Slide 3 - Diapositive

Wat is biologie?

Slide 4 - Carte mentale

Basisstof 1: Wat is biologie
  • Biologie is de leer van het leven (een natuurwetenschap)
  • Bij biologie bestudeer je organismen

Slide 5 - Diapositive

Basisstof 1: Wat is biologie
  • Biologie is de leer van het leven (een natuurwetenschap)
  • Bij biologie bestudeer je organismen
  • Organismen kunnen levend of dood zijn

Slide 6 - Diapositive

Wanneer is een organisme levend?

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer is een organisme dood?

Slide 8 - Question ouverte

Wanneer is iets levenloos?

Slide 9 - Question ouverte

Levensverschijnselen
Organismen worden als levend beschouwd als ze levensverschijnselen vertonen.
Bewegen, waarnemen, 
reageren op prikkels, 
voortplanten, groeien, 
ontwikkelen, voeden, 
ademhalen, uitscheiden.

Slide 10 - Diapositive

Stofwisseling
Organismen doen aan stofwisseling 
  • Ademhalen, uitscheiden en voeden horen bij stofwisseling
  • Stofwisseling = alle chemische reacties in een organisme
  • Enzymen spelen een belangrijke rol bij stofwisseling. Zij katalyseren de reacties

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Noem een levenskenmerk en geef een passend voorbeeld

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een levensloop en een levenscyclus?

Slide 14 - Question ouverte

Levensloop en levenscyclus
  • Een individu heeft een levensloop.
  • Deze begint met het leven en eindigt met de dood
  • Een soort heeft een levenscyclus.
  • Deze stopt pas als de soort uitsterft

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wanneer behoren 2 individuen tot dezelfde soort?
A
Als ze nakomelingen kunnen krijgen
B
Als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
C
Als ze heel erg op elkaar lijken
D
Als ze evenveel chromosomen hebben

Slide 17 - Quiz

Organisatieniveaus
Molecuul (bouwsteen van stoffen)
Cel (bouwsteen van organisme)
Weefsel (cellen met dezelfde vorm en functie)
Orgaan (deel van organisme met specifieke functie)
Orgaanstelsel (organen die samenwerken aan één taak)
Organisme (levend wezen)
Populatie (groep individuen van dezelfde soort)
Levensgemeenschap (verschillende populaties in een bepaald gebied)
Ecosysteem (levensgemeenschap met alle levenloze natuur in een gebied)
Biosfeer (alle ecosystemen op aarde)

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Emergente eigenschappen
  • Een emergente eigenschap is een eigenschap die wel op een hoger organisatieniveau werkt, maar niet op een lager organisatieniveau.
  • Bijvoorbeeld fietsen

Slide 20 - Diapositive

Welke organen heb je nodig om te kunnen fietsen?

Slide 21 - Question ouverte

Kunnen deze organen op zichzelf fietsen?

Slide 22 - Question ouverte

Aan het werk!
  • Wat: Basisstof 1 van thema 1
  • Hoe: Alleen of in tweetallen (fluisteren)
  • Tijd: 15 minuten
  • Hulp: Steek je vinger op of overleg met je buur
  • Klaar: Bekijk je opdrachten en evalueer deze. Maak de test jezelf, lees daarna basisstof 2 door.
  • Uitkomst: Basisstof 1 is af
timer
15:00

Slide 23 - Diapositive

Verwerking
  • Je hebt nodig: Schaar, lijm, pen
  • Je knipt de zeshoek met de flapjes uit en plakt deze in je schrift.
  • Schrijf in het midden "organisme" met de betekenis erbij.
  • Op de flapjes schrijf je de levensverschijnselen die bij de afbeelding op de flap passen.
  • Klaar? Dan ga je verder met de kikker.
  • Je knipt de rondjes met de afbeeldingen uit, deze plak je in de juiste cirkel bij "levels of organization"
  • Je vult de betekenis van elk organisatieniveau in. Vul de missende organisatieniveaus ook aan.
  • Plak de kikker op de invulopdracht, zo dat je nog wel onder de flap kan kijken 

Slide 24 - Diapositive