werkwoorden in de tegenwoordige tijd MB

les-informatie
lesdoel   uitleggen / herhalen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   ???; aanpassingen MB
datum   aanpassingen febr. 2022

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

les-informatie
lesdoel   uitleggen / herhalen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   ???; aanpassingen MB
datum   aanpassingen febr. 2022

Slide 1 - Diapositive



werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

hele werkwoord
ik
iemand anders
meer mensen
begrijpt
begrijpen
begrijp
begrijpen

Slide 4 - Question de remorquage

hele werkwoord
stam
bezoeken
bezoek
ontvangen
vind
komt

Slide 5 - Question de remorquage

Kies de goede werkwoordsvorm.
De secretaresse (noteren) de afspraken.
A
noteren
B
noteer
C
noteert
D
notert

Slide 6 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm.
Ik (beledigen) hem flink met zo'n opmerking.
A
beledigen
B
beledig
C
beledigt
D
weet niet

Slide 7 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm.
Ze (staan) liever met twee benen op de grond.
A
staan
B
sta
C
staat
D
stat

Slide 8 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm.
De studenten (bevragen) de docent over de toets.
A
bevragen
B
bevraag
C
bevraagt
D
weet niet

Slide 9 - Quiz

t
tekstverband:
conclusie

signaalwoord:

Slide 10 - Diapositive

de stam van het werkwoord
Dit is de kortste vorm van het werkwoord.

Meestal is de stam hetzelfde als de ik-vorm en hetzelfde als de gebiedende wijs.

bijv. werken   werken    ik werk    werk!
       luiden     luiden     ik luid       luid!

Slide 11 - Diapositive

iemand anders:
de stam + t

Slide 12 - Diapositive


Type de goede spelling van het woord
Jij raad / raadt het antwoord.

Slide 13 - Question ouverte

Type de goede spelling van het woord.
Jullie werk / werken heel hard.

Slide 14 - Question ouverte

Type de goede spelling van het woord.
De bejaarde houd / houdt toch ook van appeltaart?

Slide 15 - Question ouverte

Type de goede spelling van het woord.
De tiener meld / meldt zich aan op de website.

Slide 16 - Question ouverte

Type de goede spelling van het woord.
U braad/braadt het vlees.

Slide 17 - Question ouverte