BSR 9/12 2ha Lezen §2 Tekstverbanden en signaalwoorden

  • Lees scene 3 (blz. 101-106).
  • Maak met elk tekstverband een     goedlopende zin (-> schema).
  • Log alvast in op LessonUp
     (de code staat linksonder in beeld).

§2 Tekstverbanden
en signaalwoorden
Startopdracht:
timer
15:00
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

  • Lees scene 3 (blz. 101-106).
  • Maak met elk tekstverband een     goedlopende zin (-> schema).
  • Log alvast in op LessonUp
     (de code staat linksonder in beeld).

§2 Tekstverbanden
en signaalwoorden
Startopdracht:
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

  • Je kunt het chronologisch, concluderend en opsommend tekstverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Je kunt verbanden binnen een tekst toepassen en beoordelen
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les:
  • Verder werken aan aan 
    Cursus 1: Meer dan lezen.
  • Het huiswerk nakijken via LessonUp.
  • Tijd om te werken aan opdracht 3.
  • Afronden.

Slide 3 - Diapositive

Voeg hier drie zinnen in die jullie bij de startopdracht hebben gemaakt.

*Zet het tekstverband er niet bij!*

Slide 4 - Question ouverte


Tekstverbanden en signaalwoorden



In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Ze hebben een verband. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 5 - Diapositive

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen door middel van signaalwoorden

Slide 6 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
chronologisch verband
daarna, eerst, uiteindelijk, vervolgens
concluderend verband
dus, al met al, daarom
opsommend verband
bovendien, daarnaast, ook, vervolgens
tegenstellend verband
maar, daarentegen, echter, toch
toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan

Slide 7 - Diapositive

Havo: opdracht 1 bespreken
(blz. 10-11).
Vwo: verder met opdracht 6 en 7 (blz. 14-16).
timer
10:00

Slide 8 - Diapositive


Opdracht 1 (blz. 10-11)
1. Markeer in alinea 1 een signaalwoord voor een tegenstellend verband.
2. Wat wordt er tegenover elkaar gesteld?

Slide 9 - Question ouverte


Opdracht 1 (blz. 10-11)

3. Welke signaalwoorden geven in alinea 2 een chronologisch verband aan? 
(Een chronologisch verband geeft aan dat iets in een bepaalde tijdsvolgorde gebeurd.)

Slide 10 - Question ouverte


Opdracht 1 (blz. 10-11)

8. Markeer in alinea 8 een signaalwoord voor een tegenstellend verband.
9. Wat is de tegenstelling? Welke zaken worden er tegenover elkaar gesteld?

Slide 11 - Question ouverte


Opdracht 1 (blz. 10-11)

11. Markeer in alinea 9 en 10 de signaalwoorden die een chronologisch verband aangeven. 

Slide 12 - Question ouverte

Oefenen
Wat?
Samen maken:
Cursus 1, paragraaf 2. 
Opdracht 3 op blz. 12-14.
Hoe?
Met z'n allen, schrijf mee!
Hulp
Brein, Boek, Buur, Bureau.
Het uitleg oogje.
Tijd
Timer

Klaar?
Leer de tekstverbanden en
signaalwoorden via de online trainer.

timer
15:00
Uitleg

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

  • Je kunt het chronologisch, concluderend ten opsommend tekstverband in een tekst herkennen aan signaalwoorden.
  • Je kunt verbanden binnen een tekst beoordelen. 
Lesdoelen

Slide 15 - Diapositive

"In Nederland zijn veel soorten bloemen te vinden, zoals tulpen, rozen en narcissen."




A
Oorzakelijk verband
B
Opsommend verband
C
Toelichtend verband
D
Chronologisch verband

Slide 16 - Quiz

"Er wordt steeds meer afval in de oceanen gedumpt. Hierdoor sterven veel zeedieren."
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 17 - Quiz

Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.


A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)

Slide 18 - Quiz

Ik heb op de vrijmarkt veel spullen verkocht; ... heb ik nu meer ruimte in mijn kasten.
A
zodat (reden)
B
daarna (chronologie)
C
daardoor (gevolg)
D
waardoor (gevolg)

Slide 19 - Quiz

Tekstverbanden:

Concluderend

Redengevend

Tegenstellend

Opsommend
toch
en
nog
maar
dus
want
concluderend
omdat

Slide 20 - Question de remorquage

opsommend tekstverband
tegenstellend tekstverband
toelichtend tekstverband
ook
en
en
ook
en
bijvoorbeeld
maar

Slide 21 - Question de remorquage

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 22 - Diapositive