Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
§3.2 Temperatuurverschillen op aarde
Slide 1 - Diapositive
Planning
- Leerdoelen §3.2
- Herhaling §3.1
- Uitleg §2 Temperatuurverschillen op aarde
- Video
- Opdrachten maken
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
- Je weet dat de aarde dankzij de atmosfeer een leefbaar klimaat heeft.
- Je begrijpt welke invloed de stand van de zon en de geografische breedte op de temperatuur hebben.
- Je kunt de gemiddelde dagtemperatuur berekenen.
Slide 3 - Diapositive
Wat hoort bij weer en wat bij klimaat?
Sleep het naar de juiste plek.
Klimaat
Weer
Gemeten over 30 jaar
kan elk moment veranderen
een groot gebied
een klein gebied
Slide 4 - Question de remorquage
Waarom ligt er in Zwitserland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Finland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Polen vaker sneeuw dan in Nederland?
Welke temperatuurfactor speelt een rol?
Hoogteligging
Breedteligging
Afstand tot zee
Slide 5 - Question de remorquage
Hoge breedte
Lage breedte
Slide 6 - Question de remorquage
Lage breedte
Hoge breedte
Slide 7 - Question de remorquage
Deken over de aarde
De atmosfeer (luchtlaag om ons heen) zorgt ervoor dat we op aarde kunnen leven.
- Zonnestralen worden
opgenomen door het aardopper-
vlak. Het aardoppervlak geeft
warmte af aan de lucht erboven.
Atmosfeer
Slide 8 - Diapositive
Hoe hoger, hoe kouder
Boomgrens
Hoe hoger je komt in de lucht, hoe kouder het wordt.
Gemiddeld daalt de temperatuur 6 graden per 1000 meter.
Als je bijvoorbeeld aan het skiën bent, bereik je naar mate je hoger op de berg komt een grens waar geen bomen meer te zien zijn. Dit heet de boomgrens. Na deze grens is het te koud voor bomen om te groeien.
Slide 9 - Diapositive
De atmosfeer wordt van ... opgewarmd.
A
Bovenaf
B
Onderaf
Slide 10 - Quiz
De stand van de zon
De zon is in de middag het krachtigst. Dit komt omdat de zon dan loodrecht aan de hemel staat, met als gevolg dat ze een klein stuk oppervlak moet opwarmen.
In de ochtend staat de zon lager (er ontstaan lange schaduwen), hierdoor moeten de zonnestralen een groter oppervlak opwarmen dan in de middag.
In de avond is de zon weg, waardoor er geen zonnestralen meer op aarde komen. De aarde zal dan de warmte, die het overdag ontvangen heeft, uitstralen naar het heelal waardoor het aardoppervlak afkoelt.
Slide 11 - Diapositive
Maximum- en minimumtemperatuur
Klimaat = het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.
Elke dag wordt er een maximum- en minimumtemperatuur per dag gegeven.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Van de evenaar tot de pool
Evenaar
Zonnestralen verliezen minder energie, en hoeven maar een klein stuk oppervlak te verwarmen. Hierdoor is het hier altijd warm. De invalshoek van de zon is hier groter, omdat de zonnestraal een klein stuk aardoppervlak hoeft op te opwarmen.
Noordpool
De zonnestralen verliezen meer energie, omdat die door een langer stuk in de dampkring heen moeten (atmosfeer). Daarnaast moet diezelfde zonnestraal met minder energie een groter stuk land opwarmen. Met als gevolg dat het hier kouder is dan op de evenaar.
De invalshoekvan de zon is hier kleiner, omdat ze een groter stuk aardoppervlak moeten opwarmen.
De regel geldt: hoe verder van de evenaar, hoe kouder het wordt.
Slide 14 - Diapositive
0
Slide 15 - Vidéo
Is de zonnestand in Nederland hoog of laag?
A
Hoog
B
Laag
Slide 16 - Quiz
Leg uit waarom het in Nederland minder warm is dan bij de evenaar