Taalverzorging - trappen van vergelijking - kader & mavo klas 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Trappen van vergelijking

Taalverzorging: 

Trappen van vergelijking en verwijswoorden

2THA woensdag 8 februari 2023

Leerdoelen

• Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
• Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 
• Je weet wat verwijswoorden zijn en hoe je ze herkent

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Theorie trappen van vergelijking

Uitleg hoofdregel vergrotende trap

Uitleg hoofdregel overtreffende trap

Trappen van vergelijking - uitzonderingen

Wat zijn de trappen van vergelijking?

1. stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
2. vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
3. stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
4. overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?

1. veel, meer, meest(e)
2. meer, minder, meest(e)
3. veel. meest(e), meer
4. veel, meest(e), minst

Wat zijn trappen van vergelijking?

1. Een vorm van een bijvoeglijk naamwoord.
2. Een manier om een bepaalde gradatie te tonen.
3. Twee vergelijkbare woorden.
4. Trappen die even hoog zijn.

Trappen van vergelijking:
meer =

1. vergelijkende trap
2. overtreffende trap
3. vergrotende trap

Je gebruikt bij de trappen van vergelijking 'als'....

1. als iemand iets minder is dan een ander
2. als iemand iets meer is dan een ander
3. als iets/mensen gelijk zijn aan elkaar

Trappen van vergelijking
kleinst =

1. stellende trap
2. vergrotende trap
3. overtreffende trap

Uitleg sleepvraag

En dan zometeen de sleepvraag

stellende 

   trap

vergrotende 

trap

overtreffende 

trap

aardig

lekker

aardigst

saaier

lekkerder

liever

lekkerst

graag

meest 

fantastisch

liefst

saai

engst

vreemder

vreemd

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: vast.

Uitleg

00:43

Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?

1. dan
2. als

00:53

Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?

1. dan
2. als

02:14

Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat, gebruik je

1. dan
2. als

02:14

Wanneer je twee dingen met elkaar vergelijkt en ze zijn verschillend, gebruik je

1. als
2. dan

02:14

Wanneer twee dingen gelijk zijn gebruik je het woordje

1. dan
2. als

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.

1. 1) dan 2) dan
2. 1) dan 2) als
3. 1) als 2) dan
4. 1) als 2) als

Maak op papier een duidelijk schema met de theorie van "als en dan." Maak er een foto van en upload dit hier in LessonUp. Gebruik dit bij de te maken opdrachten in Magister.

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.

1. als
2. dan

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.

1. als
2. dan

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.

1. als
2. dan

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.

1. als
2. dan

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.

1. als
2. dan

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.

1. als
2. dan

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.

1. als
2. dan

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.

1. als
2. dan

Werkwijze huiswerk

1) Maak de opdrachten in Magister Nieuw Nederlands 6e

Hoofdstuk 5
- Taalverzorging - Trappen van vergelijking - (KB - Vergelijken)

MAVO: opdrachten 1, 2, 2, 3, 4, 4, 5, 7 en 9.  

KADER: opdrachten 1, 1, 2, 3, 3, 4, 6 en 8. Daar mag je nog twee lessen over doen. 

Als je het spiekbriefje met theorie erbij houdt dat je tijdens de les hebt gemaakt, zou je 100% moeten kunnen halen.

2) Vervolgens sluit je deze les in LessonUp af door de slides (31, 32 en 33) te bekijken en te beantwoorden.

3) Heb je 6 of minder vragen goed in de quiz en wil je nog meer oefenen? Ga dan naar slide 34 t/m 37. 

Uitleg huiswerk

Maak de quiz en stuur hier door hoeveel vragen van de tien je er goed had. 

Quiz als en dan

Je hebt nu alles af van dit onderdeel. Schrijf twee dingen op die je van deze uitleg en oefeningen hebt geleerd.

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Extra oefeningen 

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3