Week 4 Ne 4B/K H4 Taalverzorging: trappen van vergelijking en als/dan

H4 Trappen van vergelijking


Mevrouw Ori
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

H4 Trappen van vergelijking


Mevrouw Ori

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
  • Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Slide 3 - Carte mentale

Theorie trappen van vergelijking

Slide 4 - Diapositive

Uitleg hoofdregel vergrotende trap

Slide 5 - Diapositive

Uitleg hoofdregel overtreffende trap

Slide 6 - Diapositive

Uitleg sleepvraag

Slide 7 - Diapositive

En dan zometeen de sleepvraag

Slide 8 - Diapositive

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 9 - Question de remorquage

Trappen van vergelijking - uitzonderingen

Slide 10 - Diapositive

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk
timer
1:00

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: vast.


timer
1:00

Slide 12 - Question ouverte

Uitleg

Slide 13 - Diapositive

5

Slide 14 - Vidéo

00:43
Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?
A
dan
B
als

Slide 15 - Quiz

00:53
Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?
A
dan
B
als

Slide 16 - Quiz

02:14
Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat, gebruik je
A
dan
B
als

Slide 17 - Quiz

02:14
Wanneer je twee dingen met elkaar vergelijkt en ze zijn verschillend, gebruik je
A
als
B
dan

Slide 18 - Quiz

02:14
Wanneer twee dingen gelijk zijn gebruik je het woordje
A
dan
B
als

Slide 19 - Quiz

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 20 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quiz

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quiz


Maak de quiz en stuur hier door hoeveel vragen van de tien je er goed had. 

Slide 29 - Question ouverte

Je hebt nu alles af van dit onderdeel. Schrijf twee dingen op die je van deze uitleg en oefeningen hebt geleerd.

Slide 30 - Question ouverte

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Einde les

Slide 35 - Diapositive