Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Recap 1 Theme 4
Taking the register (roll call)
Test
What do you need?
Learning goals
Grammar Recap
Vocabulary Recap
Let's get down to work (exercises)
Homework
1 / 31
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
31 diapositives
, avec
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
80 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Taking the register (roll call)
Test
What do you need?
Learning goals
Grammar Recap
Vocabulary Recap
Let's get down to work (exercises)
Homework
Slide 1 - Diapositive
maandag
23
mei
Slide 2 - Diapositive
Herhalen Unit 4
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Gebiedende
wijs
wel doen / niet doen
Slide 5 - Diapositive
Gebiedende wijs
-
Bevel
>
Come here!
-
Waarschuwing
>
Watch out!
-
Advies
>
Drink plenty of water.
-
Verbod
>
Don't park here.
-
Instructie
>
Mix the mayonaise and ketchup together.
Met de
'gebiedende wijs'
geef je aan wat iemand
wel
of
niet
moet doen.
Bij de
gebiedende wijs
begint de zin altijd met het werkwoord.
Slide 6 - Diapositive
Gebiedende wijs
Kijk uit!
Watch out!
Drink veel water.
Drink plenty of water.
Open je boek op pagina 28.
Open your book on page 28.
Wacht even!
Wait a minute!
Doe het raam dicht.
Close the window.
Wel doen
Niet te hard praten.
Don't talk too loud.
Kom niet te laat.
Don't be late.
Niet doen!
Don't do that!
Hier niet eten.
Don't eat here.
Verpest het niet.
Don't mess it up
.
Niet doen
Bij de
gebiedende wijs
begint de zin altijd met het werkwoord.
Slide 7 - Diapositive
object
pronouns
Slide 8 - Diapositive
Object pronouns
Je gebruikt
'object pronouns'
niet als onderwerp van de zin, maar als
(lijdend of meewerkend) voorwerp
Je gebruikt
'object pronouns'
als vervanging van
personen, dieren of dingen
Je gebruikt
'object pronouns'
ook
na voorzetsels
Slide 9 - Diapositive
Object pronouns
We heard
mister Sebel
sing last week.
We heard
him
sing last week.
I did
my homework
yesterday.
I did
it
yesterday.
She bought a present
for
them
.
Give it back
to
her
.
Slide 10 - Diapositive
Persoonlijke voornaamwoorden
(onderwerp)
I
(ik)
you
(jij)
he
(hij)
she
(zij)
it
(het)
we
(wij)
you
(jullie)
they
(zij)
Persoonlijke voornaamwoorden
(niet-onderwerp)
me
(me)
you
(jou)
him
(hem)
her
(
haar)
it
(h
e
t)
us
(ons)
you
(jullie)
them
(hen)
object pronouns
Slide 11 - Diapositive
demonstrative
pronouns
Slide 12 - Diapositive
Herhalen:
this/that/these/those
Om iets aan te wijzen gebruik je
aanwijzende voornaamwoorden
.
Het Engels kent er 4:
- this - these - that - those
Slide 13 - Diapositive
Herhalen:
this/that/these/those
this > 1 (voorwerp) dichtbij
that > 1 (voorwerp) verweg
these > 2 of meer (voorwerpen) dichtbij
those > 2 of meer (voorwerpen) verweg
Wanneer gebruik je welke?
Slide 14 - Diapositive
Can + infinitive
Slide 15 - Diapositive
Can + infinitive
Om aan te geven dat je iets
wel
of
niet
kan/kunt doen
gebruik je
'can + infinitive'
(infinitive = hele werkwoord)
I
can speak
7 languages.
They
can sing
beautifully.
She
can't help
you right now.
We
can't do
our homework today.
Can't
voluit geschreven =
cannot
Slide 16 - Diapositive
present
simple
Slide 17 - Diapositive
bevestigen
(+)
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Present simple
(+)
Gebruik:
tegenwoordige tijd
- feiten
-
gewoontes
Vorm:
hele werkwoord
> LET OP DE
SHIT
REGEL (
S
he,
H
e,
IT
)
> he, she, it = hele werkwoord
+s
(sing-sing
s
)
> he, she, it = hele werkwoord
+es
bij
s-klank
(watch-wat
ch
es
)
> he, she , it = hele werkwoord
+es
bij
o op het eind
(go-g
o
es
)
Slide 20 - Diapositive
vragen (?)
&
ontkennen (-)
Slide 21 - Diapositive
Present simple
(
?
/
-
)
Vragen:
Do ... + werkwoord ... ?
(I, you, we, you, they)
Does ... + werkwoord ... ?
(he , she, it)
Ontkennen:
... don't + werkwoord ... .
(I, you, we, you, they)
... doesn't + werkwoord ... .
(he , she, it)
Slide 22 - Diapositive
Present simple
Bevestigend (+)
hele w.w. (he/she/it = w.w.+s)
Ontkennend(-)
Do + w.w. (he/she/it = Does + w.w.)
Vragend (?)
don't + w.w. (he/she/it = doesn't + w.w)
I work hard.
I don't work hard.
Do I work hard?
You work hard.
You don't work hard.
Do you work hard?
He works hard
He doesn't work hard.
Does he work hard?
She works hard.
She doesn't work hard.
Does she work hard?
It works hard.
It doesn't work hard.
Does it work hard?
We work hard.
We don't work hard.
Do we work hard?
You work hard.
You don't work hard.
Do you work hard?
They work hard.
They don't work hard.
Do they work hard?
Slide 23 - Diapositive
some
&
any
Slide 24 - Diapositive
some & any
Betekenis:
enige
enkele
wat
een paar
geen (in combinatie met NOT)
Gebruik:
some:
bevestigende zinnen, vraag/verzoek waarop je
'ja'
verwacht.
any:
ontkennende zinnen
(not)
, alle andere vragen/verzoeken.
> Je weet niet wat de ander zegt.
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Vocabulary
4.1
Engels
Nederlands
Engels
Nederlands
agree
het eens zijn
peanut butter
pindakaas
biscuit
koekje
recipe
recept
bowl
bak
roast
roosteren
butter
boter
sound
klinken
chips
friet, patat
spoon
lepel
comment
opmerking
strange
vreemd
disgusting
walgelijk
food
voedsel
fork
vork
hunger
honger
knife
mes
mix
mengen
Slide 27 - Diapositive
Vocabulary
4.2
Engels
Nederlands
Engels
Nederlands
better
beter
present
cadeau
bill
rekening
share
delen
book
reserveren
waiter
ober
choice
keuze
cookies
(biscuits)
koekjes
dish
gerecht
free
vrij
ice cream
ijs
idea
idee
large
groot
main course
hoofdgerecht
party
feest
Slide 28 - Diapositive
Vocabulary
4.3
Engels
Nederlands
Engels
Nederlands
a bit
een beetje
smell
ruiken
add
toevoegen
sweet
zoet
bake
bakken
taste
smaken
burn
verbranden, aanbranden
cooker
fornuis
crisps
chips
cut
snijden
healthy
gezond
heat up
verhitten
honey
honing
nut
noot
salt
zout
Slide 29 - Diapositive
Vocabulary
4.4
Engels
Nederlands
Engels
Nederlands
anyway
hoe dan ook
rice
rijst
bird
vogel
usually
meestal
delicious
heerlijk
vegetarian
vegetariër
dinner lady
kantine dame
easy
makkelijk
meat
vlees
never
nooit
omelette
omelet
pie
pastei, taart
piece
stuk
plate
bord
quick
snel
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Recap 2 Theme 4
Mars 2021
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Lesson Five Theme 4
Février 2021
- Leçon avec
37 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Present simple/ vragende voornaamwoorden/persoonlijke voornaamwoorden
il y a 19 jours
- Leçon avec
47 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Lesson Six Theme 4 (40 min)
Février 2023
- Leçon avec
41 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Persoonlijke voornaamwoorden zelfstandig oefenen
il y a 19 jours
- Leçon avec
22 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Lesson Four Theme 4
Avril 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Lesson Two Theme 4
Février 2021
- Leçon avec
42 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Lesson Five Theme 4
Février 2021
- Leçon avec
35 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1