Drama 2de klas zelf presentatie / obj + subj

Welkom bij deze LessonUp
Vandaag gaat het over jezelf als instrument inzetten
EN
leren jullie het verschil tussen objectief en subjectief
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij deze LessonUp
Vandaag gaat het over jezelf als instrument inzetten
EN
leren jullie het verschil tussen objectief en subjectief

Slide 1 - Diapositive

 JEZELF  als instrument.
Als mens kun je 5 dingen van je zelf inzetten om jezelf goed te presenteren. 
  1. Houding
  2. Mimiek
  3. Beweging
  4. Stem
  5. Tekst
Deze 5 onderdelen  zijn voor ieder mens uniek, maar kun je wel trainen om zo goed mogelijk over te komen.

Slide 2 - Diapositive

OJECTIEF EN SUBJECTIEF

Slide 3 - Diapositive

Wat is objectief

Slide 4 - Question ouverte

Wat is subjectief

Slide 5 - Question ouverte

Beschrijf objectief

Slide 6 - Question ouverte

Beschrijf subjectief

Slide 7 - Question ouverte

Mimiek
Betekent gezichtsuitdrukking. Ook dit beschrijf je door te zeggen wat je ziet zonder interpretatie.
Dus: De man kijkt fronsend in de camera.
En niet: Louis van Gaal is geïrriteerd omdat de pers niet luistert.

Slide 8 - Diapositive

Houding
Bij het beschrijven van de houding zeg je alleen wat je ziet, zonder dit te interpreteren.
Bijvoorbeeld: De vrouw zit rechtop in de stoel, terwijl de man rechtop staat en schuin in de camera kijkt.
En niet: Cercei Lannister kijkt arrogant, terwijl haar broer onzeker kijkt.

Slide 9 - Diapositive

Stem
De stem van de acteur is heel bepalend voor een personage.
Beschrijf bij de stem hoe deze klinkt.
- het volume
- de toonhoogte
- kenmerk, zoals kraak in de stem ipv schor
Ook dit beschrijf je zonder te interpreteren.

Slide 10 - Diapositive

Beweging
Bij het beschrijven van bewegingen kun je het hebben over:
- zijn de bewegingen groot of klein?
- het tempo / ritme van de beweging
- zit er herhaling in?
- zijn de bewegingen synchroon? (tegelijk)
Ook hier weer alleen beschrijven wat je ziet en niet interpreteren!

Slide 11 - Diapositive

Beschrijf deze afbeelding

Slide 12 - Question ouverte

6

Slide 13 - Vidéo

00:54
Beschrijf de mimiek van de hoofdpersoon.

Slide 14 - Question ouverte

01:47
Beschrijf het stemgebruik van de hoofdpersoon.

Slide 15 - Question ouverte

02:47
Beschrijf de houdingen van de dansers

Slide 16 - Question ouverte

03:34
Hoe zou je de bewegingen van de dansers omschrijven?

Slide 17 - Question ouverte

04:07
Welke sfeer straalt het decor en de kostuums uit? Leg je antwoord objectief uit.

Slide 18 - Question ouverte

05:28
Wat denk je dat de boodschap is van dit kunstwerk? Leg uit.

Slide 19 - Question ouverte

3.2 Voordracht technieken 
Als acteur/ als mens  kun je in de manier waarop je spreekt, gebruik maken van verschillende technieken. Hierdoor kun je nadruk leggen op bepaalde delen van je tekst.
  1. ritme  
  2. intonatie  
  3. intensiteit   
  4. klankkleur  
  5. pauzering 

Slide 20 - Diapositive

2

Slide 21 - Vidéo

03:10
Het ritme waarmee premier Mark Rutte spreekt, welke invloed heeft dat op de tekst die hij zegt?

Slide 22 - Question ouverte

03:45
Beschrijf de intonatie van deze speech.

Slide 23 - Question ouverte

3

Slide 24 - Vidéo

01:24
Wat doet de pauzering op dit moment in de speech van Theo Maassen?

Slide 25 - Question ouverte

02:37
Beschrijf de klankkleur van de stem.

Slide 26 - Question ouverte

05:19
Theo Maassen speelt met de intensiteit van zijn speech. Wat doet hij hier? Beschrijf de intensiteit van de speech.

Slide 27 - Question ouverte

Opdracht: GRANDE ENTREE
Presenteer jezelf
Zet jezelf bewust  in als instrument.
houding / mimiek / stem / beweging & gebaren / kleding attribuut.
Maak een entree/ speel met het camerabeeld.


Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo

Keuzes:
1. Pitch jezelf ; stel jezelf voor/ wat is typisch jij , wat is een kwaliteit van jou. (minimaal 1 minuut ). Gebruik de camera. Hoe kom je in beeld.
OF

2. Speel een personage. Hiermee wordt een denkbeeldig personage bedoelt.
 Gebruik de 7 onderdelen bewust om een ander personage te creeren. Bedenk ook een omgeving waar dit personage thuis hoort. Bv je speelt een zwerver. ,wat is je houding, kleding, vieze nagels, hoe loop je straten, kijk in  prullebakken kijkt. Film of live spel
 OF
3. Je maakt  een binnenkomst  live  of gefilmd (1 minuut  minimaal).
    Daarbij presenteer jij jezelf zo goed mogelijk, denk aan het inzetten van je instrument. Je neemt een voorwerp wat jouw dierbaar is en daar vertel je over

Slide 31 - Diapositive

* Iedereen komt aan de beurt
* Wanneer je naar school komt zorg je dat je super bent voorbereidt; Dit betekent film klaar voor      vertoning, of live act die je kunt spelen. Je hebt dan alle kostuum en attributen bij je.
* Om beurten beschrijft een andere klasgenoot  een aantal zaken die hij/ zij heeft gezien zo objectief mogelijk
* Je krijgt er een beoordeling voor


                                                  
                                            GRANDE ENTREE        

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Het gereedschap van de acteur
Als speler kun je verschillende dingen inzetten om je rol zo goed mogelijk neer te zetten:   
  1.  Het lichaam als instrument 
  2. voordracht technieken 
  3. spelgroottes 
  4. emoties  
  5. status  
  6. kenmerken goed spel 

Slide 34 - Diapositive

3.3 Speelstijlen  
De acteur kan emoties via mimiek, houding, beweging en stem in verschillende groottes spelen.   
  
- Naturel spel  
- Realistisch spel  
- Typematig spel 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Wat was het verschil in spel tussen deze twee video's? Benoem waaraan je dat hebt gezien.

Slide 37 - Question ouverte

Slide 38 - Vidéo

Dit is typematig spel, noem drie elementen van spel die de acteurs toepassen, waardoor het typematig wordt.

Slide 39 - Question ouverte

Wanneer spreken we van "goed spel"?
Noem minimaal 5 dingen.

Slide 40 - Carte mentale

3.4 Kenmerken van goed spel.
- GOED ZICHTBAAR  *(Geen rug naar publiek)  
* Afstand tot de andere spelers  
* Afstand tot het publiek 

- GOED VERSTAANBAAR        
 * Volume  
* Tempo  
* Articulatie  
* om de beurt praten - focus 

Slide 41 - Diapositive

3.4 Kenmerken van goed spel.
- EXPRESSIE    (uitdrukking)                        
* verbaal=tekst  
intonatie
* non-verbaal =mimiek  
lichaamshouding  
beweging  

- SPELBELEVING    (geloofwaardigheid)                      
* inleven in je rol  
* inleven in de spelsituatie  
* spelconcentratie 
 

Slide 42 - Diapositive

3.4 Kenmerken van goed spel.
- GROTER MAKEN 
* overdrijven  
Mimiek  
Lichaamshouding  
Beweging  
Stem  
 * stap-voor-stap   
Ageren   
Incasseren   
Reageren   
Schakelen 
- SAMENSPEL                             
* Houd de andere spelers goed in de gaten  
* Houd je aan de gemaakte afspraken 

Slide 43 - Diapositive

3

Slide 44 - Vidéo

00:00
Slechte scène
Dit is een voorbeeld van een slechte scène. Kijk er goed naar en vertel waarom dit een slecht gespeelde scène is.

Slide 45 - Diapositive

01:07
Benoem wat dit zo'n slechte scène maakt. Benoem alleen het spel.

Slide 46 - Question ouverte

01:07
VOORBEELD 1

Slide 47 - Diapositive

VOORBEELD 1

Slide 48 - Diapositive

VOORBEELD 1

Slide 49 - Diapositive

Dit was de lessonup
Zorg ervoor dat je de hele theoriereader ( hoofdstuk 1, 2 , 3 incl de daarop volgende begrippenlijst) uit je hoofd leert. 

Deze moet je kennen èn kunnen toepassen aan het einde van de deeltaak in het SE, wat een schriftelijke toets is.
De begrippenlijst kun je oefenen via een Kahoot die gedeeld wordt op it's learning.

Slide 50 - Diapositive