> geeft antwoord op vragen als: Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe? Van wie?
Bijv. Op de markt heb ik het gekocht. (Waar?) De supermarkt sluit om acht uur. (Wanneer?) Ik leg het heel duidelijk uit. (Hoe?)
> Benoem eerst alle zinsdelen. De meeste zinsdelen die dan nog overblijven, zijn bijwoordelijke bepalingen.
> Woorden als niet, misschien, natuurlijk zijn ook bijwoordelijke bepalingen.
> Soms heeft een zin géén bwb, soms één of soms méér dan 1.