Nederlands Toets Grammatica H2

Nederlands Grammatica H2
Zinnen ontleden:
  • zinsdelen
  • persoonsvorm (pv) en werkwoordelijke gezegde(wg)
  • onderwerp (o)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • meewerkend voorwerp (mv)
  • bijwoordelijke bepaling (bwb)


1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsMBOvmbo k, g, t, mavoLeerroute VKLeerroute VGLeerroute VT

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands Grammatica H2
Zinnen ontleden:
  • zinsdelen
  • persoonsvorm (pv) en werkwoordelijke gezegde(wg)
  • onderwerp (o)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • meewerkend voorwerp (mv)
  • bijwoordelijke bepaling (bwb)


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde op en onderstreep de persoonsvorm.

Tip: De pv staat altijd in het werkwoordelijk gezegde. Er kunnen andere werkwoorden bijhoren.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Plaats de zinsdelen in de juiste volgorde, hoe je een zin moet ontleden.
werkwoordelijke gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

a. Klagen over het weer doen veel mensen.

PV =
WG =

A
klagen, pv = doen
B
klagen = pv doen = wg
C
klagen = pv

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

b. Als het regent of sneeuwt, vinden de meesten dat vervelend.

WG =


A
regent; sneeuwt;
B
regent; vinden
C
regent; sneeuwt; vinden

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

c Zelfs wanneer de zon heel lang heeft geschenen, wordt er flink geklaagd en gemopperd.
PV =
WG =

A
pv = heeft wg = geschenen; pv = wordt wg = geklaagd en gemopperd
B
pv = heeft geschenen; wg = geklaagd en gemopperd
C
pv = heeft wg = geschenen; wg = wordt geklaagd

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

d Realiseer jij je dat we zonder zonneschijn onze
maatschappij niet kunnen behouden?

PV =
WG =
A
pv = Realiseer;
B
pv = Realiseer ; pv = kunnen wg = behouden
C
pv = Realiseer; wg =kunnen behouden

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

e Leerlingen hebben onlangs een experiment uitgevoerd.
PV =
WG =

A
pv = hebben
B
pv = hebben gevoerd
C
pv = hebben wg =uitgevoerd

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht 2
Kies het werkwoordelijk gezegde (wg) en de persoonsvorm (pv). 
In de meerkeuze vragen staat het (o) staat achter het (wg).

Tip: De pv staat altijd in het werkwoordelijk gezegde. Er kunnen andere werkwoorden bij horen.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a De postbode heeft zo-even een brief bij ons bezorgd.

A
wg=heeft bezorgd o= De postbode
B
wg=heeft o= De postbode
C
pv=heeft wg = bezorgd o= De postbode

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

b Daaruit hebben we moeten constateren dat ons gedrag de balans heeft verstoord.
A
wg =hebben moeten constateren; o=we
B
pv = hebben wg= moeten constateren, o =we pv= heeft wg = verstoord; o= ons gedrag
C
pv= hebben moeten ; o=we pv=heeft ,wg=verstoord; o=ons gedrag

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

c Alle buren uit de straat verklaarden bloedserieus dat ze zich enorm gestoord hebben aan onze muziek.
A
wg=verklaarden; o=Alle buren wg=zich gestoord; o=ze
B
wg=verklaarden; o= Alle buren uit de straat wg= zich gestoord hebben; o =ze
C
wg=verklaarden; o=Alle buren uit de straat wg=zich gestoord hebben;

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

d Van Nederlandse hits houden namelijk mijn ouders, mijn zusje, mijn twee broers en ik.
A
wg =houden; o=mijn ouders, mijn zusje, mijn twee broers en ik
B
wg=houden; o= mijn ouders, mijn zusje, mijn twee broers
C
wg = houden o = ik

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

e We streven ernaar dat de hele buurt van die hits mee kan genieten

A
wg =streven; o= We wg = mee kan genieten; o= de hele buurt
B
wg= streven; o =We wg kan genieten; o=de hele buurt
C
wg= streven; o= We kan genieten; o = de hele buurt

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht 3
Kies de:
pv (persoonsvorm)
wg(werkwoordelijke gezegde)
o(nderwerp)
lv (lijdend voorwerp) en 
mv (meewerkend voorwerp)
rest (bijwoordelijke bepaling of ng) in de volgende zinsdelen.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
pv =
o =
lv
mv
 Haal
de boodschappen
vanmiddag
op
voor 5 uur.
jij

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

a. Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
wg =
o =
mv =
lv
Onderweg
heeft
zij
een high-five
haar zus
gegeven.

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

b. Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
wg =
o =
mv
lv
Aan wie
zal
de president
de medaille
straks
geven?

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

c    Zadie / had / haar ouders / beloofd // dat / ze  / de kat / eten / zou  geven.
wg =
o =
mv =
lv =
rest =
Zadie
had
haar ouders
dat
beloofd
de kat
ze
eten
zou geven

Slide 19 - Question de remorquage

   o             wg         mv                  wg       
Zadie /   had / haar ouders /beloofd // 
dat / ze  / de kat / eten / zou / geven.
         o       mv         lv         wg      wg
d.   Ze / haalde / het pak knabbels / uit de gangkast.
wg =
o =
mv =
lv =
rest

Ze
haalde
het pak knabbels ouders
uit de gangkast.

Slide 20 - Question de remorquage

o        wg             lv
Ze    / haalde / het pak knabbels / 
rest
uit de gangkast.

d    Cleo / gaf / haar / kopjes,// want / ze / kende/  de gang van zaken.

wg =
o =
mv =
lv =
rest
Cleo
gaf
haar
want
kopjes
kende
ze
de gang van zaken

Slide 21 - Question de remorquage

    o      wg     mv      lv                          o       
Cleo / gaf / haar / kopjes,// want / ze /

wg             lv
kende/  de gang van zaken.

opdracht 4

  • Sleep de zinsdelen naar wg, o, lv en mv.

Tip 1: Bij een meewerkend voorwerp kun je "aan"  toevoegen of weglaten.
Tip 2: Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp. 
            Zonder lijdend voorwerp is er geen meewerkend voorwerp.



Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a    Bij het afscheid gaf de internist  de ambitieuze sporter een stevige hand.
wg =
o =
mv =
lv =
rest
Bij het afscheid
gaf
de ambitieuze sporter
de internist
een stevige hand

Slide 23 - Question de remorquage

                  bwb         wg        o       
 Bij het afscheid / gaf / de internist  / 
              mv                                lv
de ambitieuze sporter / een stevige hand.

b.  Vlak daarvoor had hij hem nog  een knipoog gegeven.
wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
Vlak
daarvoor
had
hij
hem
nog
een knipoog
gegeven

Slide 24 - Question de remorquage

                                  wg     o       mv            
    Vlak daarvoor / had / hij / hem / nog  / 
              lv                                             wg
een geruststellende knipoog / gegeven.

c. Bovendien had hij hem de bloeddrukgegevens meegedeeld.
wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
Bovendien
had
hij
hem
de bloeddrukgegevens
meegedeeld

Slide 25 - Question de remorquage

                                  wg     o       mv            
    Vlak daarvoor / had / hij / hem / nog  / 
              lv                                             wg
een geruststellende knipoog / gegeven.

d.  Het onderzoek had Ronaldo niets bijzonders opgeleverd.
wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
Het onderzoek
had
niets bijzonders
Ronaldo
opgeleverd

Slide 26 - Question de remorquage

      o                         wg         mv            
Het onderzoek / had / Ronaldo / 
niets bijzonders / opgeleverd
          lv                      wg
opdracht 5
  • Sleep de zinsdelen naar wg, o, lv,  mv en bwb.
Bijwoordelijke bepalingen geven meer informatie over wat de werkwoorden in de zin uitdrukken.
Bv: ‘Gisteren/ reed/ ik/ op mijn nieuwe fiets /in twintig minuten /naar mijn werk’,  
4 bepalingen: 
- wanneer: geven aan wannéér iemand aan het rijden was (‘gisteren’), 
- waarmee: welk ‘hulpmiddel’ daarbij gebruikt werd (‘op mijn nieuwe fiets’), 
- hoelang dat rijden duurde (‘in twintig minuten’) en 
- waar die persoon naartoe reed (‘naar mijn werk’).
Bijwoordelijke bepalingen hebben dus een relatie met het werkwoordelijke gezegde in de zin.
Ze hebben geen betekenisrelatie met zelfstandige naamwoorden.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a. De jongste bediende van een multinational belt het restaurant op.
wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
De jongste bediende van een multinational
belt
het restaurant
op

Slide 28 - Question de remorquage

                        o     
De jongste bediende van een multinational
   wg           lv                                  wg
 belt / het restaurant / op.

b. Een stem aan de andere kant / geeft / de jongen /  het volgende antwoord:

wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
Een stem aan de andere kant
geeft
de jongen
het volgende antwoord

Slide 29 - Question de remorquage

                  o                                       wg            
Een stem aan de andere kant / geeft / 

     mv                     lv
de jongen /  het volgende antwoord:

b. Een stem aan de andere kant / geeft / de jongen /  het volgende antwoord:

wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
Het onderzoek
had
niets bijzonders
Ronaldo
opgeleverd

Slide 30 - Question de remorquage

                               o                           wg            
Een stem aan de andere kant / geeft    
       mv                     lv
 de jongen /  het volgende antwoord:

c.  Beschaamd  / stuurt / de jongen / zijn baas / per e-mail / zijn excuses.


wg =
o =
mv =
lv =
rest (bwb)=
Beschaamd
stuurt
zijn baas
de jongen
per e-mail
zijn excuses

Slide 31 - Question de remorquage

               bwb         wg          o              
    Beschaamd  / stuurt / de jongen /

        mv           bwb               lv
 zijn baas / per e-mail / zijn excuses.

opdracht 6
  • Kies bwb in de zinsdelen
    Bijwoordelijke bepalingen geven meer informatie over wat de werkwoorden in de zin uitdrukkewg
    Bv: ‘Gisteren/ reed/ ik/ op mijn nieuwe fiets /in twintig minuten /naar mijn werk’,  
    4 bepalingen:
    - wanneer: geven aan wannéér iemand aan het rijden was (‘gisteren’),
    - waarmee: welk ‘hulpmiddel’ daarbij gebruikt werd (‘op mijn nieuwe fiets’),
    - hoelang dat rijden duurde (‘in twintig minuten’) en
    - waar die persoon naartoe reed (‘naar mijn werk’).
    Bijwoordelijke bepalingen hebben dus een relatie met het werkwoordelijke gezegde in de zin. Ze hebben geen betekenisrelatie met zelfstandige naamwoorden.


Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a In 1963 / rolde / de Porsche 911 / voor het eerst /
van de band.

bwb?
A
In 1963 / rolde / voor het eerst /
B
In 1963 / de Porsche 911 / voor het eerst

Slide 33 - Quiz

bwb                        bwb                     bwb
In 1963 / rolde / de Porsche 911 / voor het eerst / van de band.

b. De auto / was / toen / al / uitgevoerd / met een
luchtgekoelde motor / achterin.

bwb?
A
toen / al / met een luchtgekoelde motor/ achterin
B
toen / al / achterin
C
toen / met een luchtgekoelde motor/ achterin

Slide 34 - Quiz

De auto / was / toen / al / uitgevoerd / met een luchtgekoelde motor / achterin.
c Sinds zijn introductie / zijn / er /
800 duizend / geproduceerd.
bwb?
A
sinds zijn introductie
B
800 duizend
C
sinds zijn introductie; 800 duizend

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

d In al die jaren / heeft / de auto / hetzelfde
uiterlijk / gehad.

bwb?

A
In al die jaren
B
in al die jaren/hetzelfde uiterlijk
C
in al die jaren/de auto/hetzelfde uiterlijk

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht 7
  • Schrijf wg, o, lv, mv en bwb boven de juiste zinsdelen.
    Bijwoordelijke bepalingen geven meer informatie over wat de werkwoorden in de zin.
Bv: ‘Gisteren/ reed/ ik/ op mijn nieuwe fiets /in twintig minuten /naar mijn werk’,  vier van zulke bepalingen: 
- geven aan wannéér iemand aan het rijden was (‘gisteren’), 
- welk ‘hulpmiddel’ daarbij gebruikt werd (‘op mijn nieuwe fiets’), 
- hoelang dat rijden duurde (‘in twintig minuten’) en 
- waar die persoon naartoe reed (‘naar mijn werk’).
Bijwoordelijke bepalingen hebben dus een relatie met het werkwoordelijke gezegde in de zin.
Ze hebben geen betekenisrelatie met zelfstandige naamwoorden.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a.     Het zit Benyamin Loogman niet mee.
wg =
o =
mv =
lv =
rest =
Het
had
niet
Benyamin Loogman
mee

Slide 38 - Question de remorquage

  o       wg          lv                              
Het / zit /  Benyamin  Loogman / 
bwb    wg
niet /  mee.

b.   Als zoon van een nationaal imitator/  wordt /hij / als ‘aftreksel’ van 
       z’n beroemde vader door de roddelpers belaagd.
wg =
o =
mv =
lv =
rest
Als zoon van een nationaal imitator
wordt
hij
net als z’n beroemde vader
door de pers
belaagd

Slide 39 - Question de remorquage

bwb                 
Als zoon van een nationaal bekend imitator /  
    wg    o           bwb
wordt/ hij / als ‘aftreksel’ van z’n beroemde                            bwb                     wg
vader / door de roddelpers / belaagd.
.
Dit boek geeft de lezer veel om over na te denken.
wg =
o =
mv =
lv =
rest
Dit boek
wordt
de lezer
veel om over na te denken

Slide 40 - Question de remorquage


     o                wg         mv             lv
Dit boek / geeft / de lezer / veel om over na te denken.

Wat vond je moeilijk?

meerdere antwoorden mogelijk
A
wg, onderwerp, lv en mw in een zin
B
wg, onderwerp mw lv bwb in een zin
C
samengesteld zin ontleden
D
het spiekbriefje

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions