Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Telefoongesprekken
Slide 1 - Diapositive
Terugblik
Soorten gesprekken
huiswerk: 23.1
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
BELLEN IS ECHT NIET MEER VAN DEZE TIJD...?
WAAR
NIET WAAR
Slide 4 - Sondage
Bellen hoe ging dat vroeger?
- Wie weet hoe dit vroeger ging?
- Kijk daarna het filmpje op de volgende slide
Slide 5 - Diapositive
Wie weet wat dit is en wat erin staat?
Slide 6 - Diapositive
Ben je wel eens 1 dag zonder telefoon/ mobiel?
A
JA
B
NEE, ECHT NIET
C
TROUWENS... LIJKT ME WEL WAT
D
IK GA HET MORGEN PROBEREN :)
Slide 7 - Quiz
JE BENT OP ZOEK NAAR EEN STAGE PLEK, WAT DOE JE?
A
BELLEN
B
WHATSAPPEN
C
MAILEN
D
IK GA BIJ ZE LANGS
Slide 8 - Quiz
Ik heb voor stage weleens telefonisch contact gehad met een cliënt/deelnemer/jongeren
Ja
Nee
Slide 9 - Sondage
Persoonlijk langsgaan
Dit is het allerbeste, omdat de stageplek al een gezicht heeft bij de persoon. En de eerste indruk is zo belangrijk. Daarnaast kun jij duidelijk je interesse kenbaar maken en de sfeer voelen van het stagebedrijf.
Slide 10 - Diapositive
WAT MOET JE OP VOORHAND WETEN, WANNEER JE GAAT BELLEN NAAR EEN (POTENTIEEL) STAGE BEDRIJF OF WERK... WELKE VOORBEREIDINGEN NEEM JE
Slide 11 - Question ouverte
Voorbereiding
Wat is het doel om iemand te bellen?
Aan wie ga je wat vragen? (heb je bijv. voor die tijd op de website gekeken?)
Wat ga je vertellen?
Hoe ga dat vragen?
Wat voor informatie heb je tijdens het gesprek nodig?
Opening
Begroeten, naam en de naam van school noemen.
Vraag naar de juiste persoon
Vertellen waarom je belt
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Vooraf
Stemgebruik
Let op: Je tempo, volume en intonatie
Woordkeus aan de telefoon:
Correct Nederlands
Spreek in de tegenwoordige tijd.
Gebruik geen verkleinwoorden.
Wees behulpzaam.
Slide 14 - Diapositive
De telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je als eerste?
A
Niks, ik wacht tot de ander iets zegt.
B
Ik zeg "Hallo".
C
Ik zeg "hallo" tegen de ander en ik zeg mijn naam.
D
Ik vraag waarom de ander belt
Slide 15 - Quiz
Waar of niet waar? Je hoeft niet te zeggen waarom je belt als de ander heeft opgenomen.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Als ik iemand bel, wie bepaalt dan waar we over praten?
A
Ik bepaal, want ik heb gebeld.
B
Ik wacht tot de ander begint te vertellen.
Slide 17 - Quiz
Goed of fout? Als ik wil stoppen met bellen hang ik gewoon op.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quiz
Hoe beëindig je een telefoongesprek? Waar moet je aan voldoen?
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Vidéo
Theorie: een telefoongesprek voeren
Slide 21 - Diapositive
Formeel en informeel
Formeel: betekend netjes, zakelijk en tot de publieke domein behorend.
Informeel: niet zakelijk, ongedwongen, tot de privé sferen behorend.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Is het volgende gesprek formeel of informeel?
Afspraak kapper
A
Formeel
B
Informeel
Slide 24 - Quiz
Afmelden voor een stage
Luister naar het geluidsfragment wat gaat goed en wat kan beter?
Fietsenzaak
Slide 25 - Diapositive
Hoe was de reactie van het stagebedrijf?
Slide 26 - Carte mentale
Telefoongesprek: stagezoekende
Luister het geluidsfragment wat is goed en wat is niet goed.
Op zoek naar een stage
Slide 27 - Diapositive
Wat vond je van het gesprek?
A
Slecht
B
Goed
Slide 28 - Quiz
Wat ging goed?
Slide 29 - Carte mentale
Wat kon beter?
Slide 30 - Carte mentale
Slide 31 - Carte mentale
Opdracht
Je staat in de winkel en er belt een klant. Hoe neem je de telefoon aan? De klant wil een bestelling doorgeven. Hij of zij spelt de naam met behulp van het telefoonalfabet.
Schrijf een telefoonscript en oefen dit in de winkel in tweetallen