Herhaling woorden 1.5,2.5 en 3.5

Herhaling woorden 1.5
programma:
herhaling 1.5 met de Lessonup
spel in 2 Teams
woordtrainer 1.5
Test jezelf 1.5
Blooket 1.5

 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling woorden 1.5
programma:
herhaling 1.5 met de Lessonup
spel in 2 Teams
woordtrainer 1.5
Test jezelf 1.5
Blooket 1.5

 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorvoegsel?

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

een voorvoegsel is
Losse woorden in de allerkortste vorm noemen we een grondwoord.

Voorvoegsels kun je voor een grondwoord plakken.
Ze kunnen dus niet zelfstandig voorkomen.


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ een woord met een voorvoegsel. Maak het voorvoegsel dikgedruk en onderstreep het grondwoord.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

voorbeelden

voorbeelden van voorvoegsels

a-: asociaal 
on-: ongeluk

ont-: ontbossen  
her-:herexamen 
in-: incompetent 




wan-: wanhoop

 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een achtervoegsel?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

een achtervoegsel is
 Achtervoegsels plak je achter een grondwoord
 Achtervoegsels zijn zelf geen losse woorden

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Typ een woord met een achtervoegsel. Maak het achtervoegsel dikgedruk en onderstreep het grondwoord.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

voorbeelden
voorbeelden van achtervoegsels;

-baar: draagbaar 
-loos: sprakeloos
-achtig: schaapachtig 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden voor- en achtervoegsels


Vergeetachtig
multimiljonair
Oneerlijkheid

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woord-spel: Party en go 10 minuten
Je zit in een team met drie leerlingen
Je werkt tegen een ander team
Je kiest een woord uit de woordenlijsten van 1.5, 2.5 en 3.5

Als team omschrijf je het woord, de andere leden van het team moeten raden.
10 minuten: Wie heeft de meeste punten?


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling woorden 1.5
programma:
herhaling 1.5 met de Lessonup
spel in 2 Teams
woordtrainer 1.5
Test jezelf 1.5
Blooket 1.5

 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vwo vervolg

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
In het Nederlands worden ook voor- en achtervoegsels uit andere talen gebruikt, zoals het Grieks en het Latijn. 

Als je de betekenis van deze woorddelen kent, kun je de betekenis van onbekende woorden afleiden. 
Bijvoorbeeld: -loog (wetenschapper) 
technoloog = een wetenschapper in de techniek. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht

Op de volgende dia vind je Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels. Turf in je schrift van hoeveel jij de betekenis weet. 


Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorvoegsels
  • a-
  • anti-
  • bi-
  • bio-
  • contra-
  • dis-, dys-
  • ego-
  • inter-
  • macro- 
  • mega- 

  • micro-
  • mono-
  • medio-
  • multi-
  • nano-
  • pre-
  • poly
Achtervoegsels
  • -loog
  • -soon
  • -visie

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenstelling
  • Alle delen (twee of meer) kunnen zelfstandig voorkomen.

  • Vaak twee zelfstandignaamwoorden.

  • Soms ook een combinatie van zelfstandignaamwoord met een bijvoeglijknaamwoord, telwoord, werkwoord of afkorting

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afleiding
  • Woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen voorkomen.

  • Verkleinwoorden, meervouden en werkwoordsvervoegingen zijn voorbeelden van afleidingen.

  • Een grondwoord vormt de basis en daaraan zijn voor- en/of achtervoegsels toegevoegd.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorvoegsels
  • Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

  • Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 20 - Diapositive

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Achtervoegsels
  • Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

  • Deze korte stukjes zijn achtervoegsels.

  • je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 21 - Diapositive

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
  • blijheid
  • duidelijk
  • afdeling
  • aardig
  • aansteker
  • eigenaar
  • aaibaar
  • fantastisch

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

liefde

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

werken

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Woord-spel
Je zit in een team met drie leerlingen
Je werkt samen met een ander team
Je kiest een woord uit de woordenlijsten van 1.5, 2.5 en 3.5

Als team omschrijf je het woord, het andere team moet raden


Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Regels
Je mag het woord niet noemen
Je mag niet wijzen
Je mag het woord niet laten zien

Als het andere team de betekenis kan geven krijg jouw team twee punten
Als het team het niet raadt, dan krijg jouw team geen punt

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions