Voorzetsels Familie en Vrienden

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Voorzetsels Familie en Vrienden

Kijk naar de foto's.

Schrijf de woorden op!

Ik praat met opa.

Wij luisteren naar vader.

De stoel staat onder de tafel.

De kleuter loopt achter de oma.

De kleuter loopt naast de oma.

Mohammed zit naast zijn vriend.

Mohammed zit achter zijn vriend.

Het meisje zit in het voetbalteam.

De puber is verliefd op de klasgenoot.

Het schoolkind telt tot 100.

Ik praat . . . opa.

1. naast
2. onder
3. in
4. met

De zoon luistert . . . . zijn vader.

1. naar
2. onder
3. in
4. met

De stoel staat . . . . . de tafel.

1. naar
2. onder
3. in
4. met

De kleuter loopt . . . . de oma.

1. naast
2. onder
3. boven
4. in

Mohammed zit . . . . . zijn vriend.

1. achter
2. onder
3. naar
4. met

Het meisje zit . . het voetbalteam.

1. met
2. onder
3. naar
4. in

De puber is verliefd . . de klasgenoot.

1. met
2. op
3. naar
4. achter

Het schoolkind telt . . . 100.

1. met
2. in
3. tot
4. achter

Lees de zin.

Vul het goede woord in!

Wie praat . . . opa?

De puber is verliefd . . de klasgenoot.

De stoel staat . . . . de tafel.

Mohammed zit . . . . . zijn vriend.

De zoon luistert . . . . zijn vader.

De kleuter loopt . . . . . de oma.

Het schoolkind telt . . . 100.

Het meisje zit . . het voetbalteam.

Wat weet jij?

De lepel zit ....
het kopje.

1. onder
2. in
3. naast
4. naar

Ik luister .......
muziek.

1. onder
2. in
3. naast
4. naar

De kat ligt .......
de auto.

1. onder
2. in
3. naast
4. naar

De bomen staan ....... elkaar.

1. onder
2. in
3. naast
4. naar

De vrouw praat . . .
haar moeder.

1. onder
2. in
3. met
4. naar

Ik fiets . . . .
school.

1. onder
2. in
3. met
4. naar

Ik ben . . . .
half 1 op school.
Dan ga ik naar huis.

1. naast
2. tot
3. met
4. naar