Herhaling lj 1 cursus 5

Welkom :) Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Huiswerk controle
  • Nakijken
  • Instructie
  • Aan de slag
timer
10:00
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom :) Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Huiswerk controle
  • Nakijken
  • Instructie
  • Aan de slag
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je weet wat samengestelde zinnen zijn
  • Je weet wat voegwoorden zijn
  • Herhaling van het eerste leerjaar

Slide 2 - Diapositive

Huiswerkcontrole
Leg je schrift op tafel, ik loop langs.

Slide 3 - Diapositive

Nakijken

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm (pv)
1. Vraagwoord "Wie" of "Wat":
Stel de vraag "Wie doet wat?". Het werkwoord dat het antwoord geeft, is de persoonsvorm.
Bijvoorbeeld:
Jij leest een boek.
Vraag: "Wie doet wat?" → Jij (wie) → leest (wat).
De persoonsvorm is leest.
2. Zet de zin in de vraagvorm:
Als je de zin omdraait naar een vraag, komt de persoonsvorm vaak vooraan te staan.
Bijvoorbeeld:
Jij speelt voetbal.
Vraagvorm: Speel jij voetbal?
De persoonsvorm is speelt.
3. Gebruik de tijdsverandering (verleden/tegenwoordige tijd):
Verander de zin van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd. De persoonsvorm verandert mee.

Bijvoorbeeld:

Jij loopt naar school.
Verleden tijd: Jij liep naar school.
De persoonsvorm is loopt (tegenwoordig) en liep (verleden).

Slide 6 - Diapositive

Wat was het ookal weer?
  • Onbepaald lidwoord
  • Bepaald lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Voorzetsel
  •  (stoffelijk) Bijvoegelijk naamwoord
  • Werkwoord

Slide 7 - Diapositive

Wat was het ookal weer?
  • Onbepaald lidwoord: Een onbepaald lidwoord is "een". Het gebruik je als je niet naar iets specifieks verwijst.Bepaald lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord: Een zelfstandig naamwoord is een woord voor mensen, dieren of dingen (man, vrouw, kat , tafel)
  • Voorzetsel: Het vertelt vaak iets over plaats, tijd of richting ( op, naast, boven, onder, tijdens etc.)
  •  (stoffelijk) Bijvoegelijk naamwoord: Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord ( groot, blauw, lang, lelijk, mooi)
  • Werkwoord: Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat iemand doet of wat er gebeurt ( lopen, werken, rennen, eten)

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag
  • Maak op je laptop herhaling leerjaar 1, cursus 5 grammatica.
  • Dit is huiswerk voor dinsdag 19/11
  • Je mag werken met oortjes in

Eerste 5 minuten werk je in stilte, daarna mag je rustig overleggen.  
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Evaluatie
>Wat ging goed en wat kon beter?

Slide 10 - Diapositive