Online les 1 Didactiek 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Goedemorgen allemaal!

Installeer je vast, we gaan zo beginnen.

 Zorg dat je het volgende voor je hebt liggen:

1. je iPad met ZOOM en je smartphone

2. pen en papier

3. de opdracht die je per mail hebt gekregen

Als je een brief zou schrijven aan premier Mark Rutte, waar zou je hem van willen overtuigen?

Komende drie lessen

Opdracht

We gaan in de komende weken werken aan het schrijven van een ingezonden brief over de wenselijkheid van een smartphoneverbod op scholen

Adviesgroep

De minister heeft je nodig!

Vandaag

Oriënteren op het onderwerp:

Argumenten opstellen

Lesdoelen

Na deze les:

Kun je verschillende soorten standpunten opstellen

Kun je zelf argumenten opstellen aan de hand van het AUB-model

Standpunt

Geef je mening over deze kat via de chat. Formuleer in een hele zin.

Argument

Geef uitleg bij je mening. Waarom?

Verschillende soorten standpunten

Positief: Ik vind dat de regering goed omgaat met de coronacrisis 

Negatief: Ik vind niet dat de scholen al open moeten

Twijfel: Ik weet niet of de scholen al open moeten gaan.

signaalwoorden: 

ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus.

Voorbeeld standpunt

Alle schoolkinderen moeten een schooluniform dragen (positief standpunt)

Het AUB-model

Argument: 

je noemt je argument

Uitleg: 

leg uit waarom het zo is

leg uit waarom het goed of slecht is, dat het zo is

Bijvoorbeeld: 

geef een voorbeeld

Voorbeeld AUB-model

Argument: Het dragen van schooluniformen zorgt ervoor dat er minder gepest wordt. 

Uitleg: 

Leg uit waarom het zo is: Vaak wordt iemand gepest, omdat hij er anders uit ziet. Met een schooluniform ziet iedereen er hetzelfde uit en valt die reden weg. 

Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is. Dat is goed, want pesten heeft grote en nare gevolgen. 

voorbeeld AUB-model

 Bijvoorbeeld: Het is bekend dat gepeste kinderen minder gelukkig zijn en soms zelfs depressief worden. 

Signaalwoorden

Soms herken je argumenten meteen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt. Ook kunnen er woorden gebruikt worden zoals: daarnaast, ook, ten eerste, ten tweede.

Opdracht

1. Lees de argumentenkaart goed door

2. Vul het tweede argument aan en verzin zelf het derde argument

3. Plaats je argumenten op padlet via de link in je e-mail met de opdrachtenkaart