Tekstverbanden & signaalwoorden

Welkom 


Tekstverbanden & signaalwoorden
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom 


Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen.

Slide 2 - Diapositive

Herhalen
Alinea's? Hoe herkennen wij deze ook alweer?

Slide 3 - Diapositive

1.3 Lezen 
Zo kun je een alinea herkennen
- een alinea begint altijd op een nieuwe regel
- tussen verschillende alinea's staat een witregel
- soms heeft een alinea een tussenkopje. 


 

Slide 4 - Diapositive

Alinea's herken je aan...
                                     Een alinea:                     
                 - begint op een nieuwe regel
                 - springt de eerste regel
                      van de alinea in
                 - begint na een witregel

Slide 5 - Diapositive

Alinea's en tussenkopjes
Boven een alinea of een groepje alinea’s kan een tussenkopje staan. 

Een tussenkopje geeft aan waar de alinea of het groepje alinea’s over gaat.

Slide 6 - Diapositive

                                  Deelonderwerp

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt.

Het deelonderwerp: één alinea  

Tussenkopje vertelt wat het deelonderwerp is.


Slide 7 - Diapositive

Deelonderwerp
Een deelonderwerp = het onderwerp van een alinea. 
voorbeeld
De tekst gaat over voetbal. 
Deelonderwerpen zouden kunnen zijn: 
- regels
- kleding
- het voetbalteam

Slide 8 - Diapositive

Wat is een kernzin?
Waar vind je de kernzin vaak?

Slide 9 - Diapositive

Plaats van kernzinnen in een tekst
- 1e zin van de alinea
- 2e zin van de alinea
- laatste zin van de alinea
- geen kernzin in de alinea, je maakt er zelf een

Slide 10 - Diapositive

Kernzinnen
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's.
In iedere alinea staat een kernzin:
de zin met de belangrijkste informatie van die alinea.

De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin (bv. een uitleg of voorbeeld).

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 14 - Diapositive

Opsommend tekstverband

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband

Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
1:00

Slide 16 - Diapositive

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 17 - Diapositive

Chronologisch tekstverband

Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren, heb je te maken met het chronologisch verband.

Signaalwoorden: voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld chronologisch verband
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.

Slide 19 - Diapositive

Tegenstellend verband

Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot. 

Slide 21 - Diapositive


Toelichtend verband

Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 23 - Diapositive

Zelfstandig werken
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive