verleden tijd en bijv nw zelfde klank met voorvoegsel groep 8 ma 8 feb
1 / 26
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "bekladden".
Slide 4 - Carte mentale
Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "verraden".
Slide 5 - Carte mentale
Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "bevrijden".
Slide 6 - Carte mentale
Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "verplichten".
Slide 7 - Carte mentale
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Is het volgende woord een persoonsvorm of bijvoeglijk gebruikt VD?
De verwoeste kerk lag er verlaten bij.
De verwoeste kerk lag er verlaten bij.
A
persoonsvorm
B
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Slide 10 - Quiz
Is het volgende woord een persoonsvorm of bijvoeglijk gebruikt VD?
Het pakje bevatte een zeer gevaarlijke stof.
Het pakje bevatte een zeer gevaarlijke stof.
A
persoonsvorm
B
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Slide 11 - Quiz
Is het volgende woord een persoonsvorm of bijvoeglijk gebruikt VD?
Amyra heeft de gezaagde plank weggegooid.
Amyra heeft de gezaagde plank weggegooid.
A
persoonsvorm
B
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Slide 12 - Quiz
Is het volgende woord een persoonsvorm of bijvoeglijk gebruikt VD?
De verkorte week beviel iedereen erg goed.
De verkorte week beviel iedereen erg goed.
A
persoonsvorm
B
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Slide 13 - Quiz
Wat is de persoonsvorm van deze zin?
De juf verkleedde zich als zebra.
De juf verkleedde zich als zebra.
Slide 14 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord van deze zin?
De verontruste mensen vroegen de minister om duidelijke antwoorden.
De verontruste mensen vroegen de minister om duidelijke antwoorden.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Ik verplichtte de groep om 4x te sporten.
Ik verplichtte de groep om 4x te sporten.
Slide 16 - Question ouverte
vergroten
De .........................foto viel erg tegen.
De .........................foto viel erg tegen.
Slide 17 - Question ouverte
verzetten
De dief..................zich gisteren tegen de politie.
De dief..................zich gisteren tegen de politie.
Slide 18 - Question ouverte
verplichten
De...............avondklok werd niet fijn gevonden.
De...............avondklok werd niet fijn gevonden.
Slide 19 - Question ouverte
verdelen
Fabiënne.......................de taart in 10 stukken.
Fabiënne.......................de taart in 10 stukken.
Slide 20 - Question ouverte
benutten
Gisteren..................hij zijn tijd heel goed.
Gisteren..................hij zijn tijd heel goed.
Slide 21 - Question ouverte
verkleinen
Vind jij deze....................Eifeltoren mooi?
Vind jij deze....................Eifeltoren mooi?
