Avoir mal à... | Delend lidwoord | Havo, vwo 2

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning
Overhoren woordjes
Grammaire terugblik
Zelf opdr. 7, 9 maken 


Blz. 14 t/m 16
Doel: lichaamsdelen benoemen in het Frans, benoemen waar de pijn zit
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Pijn hebben (aan)
Avoir mal (à)
J'ai mal à la tête.
Tu as mal au bras.
Il a mal à l'oreille.
Nous avons mal aux yeux. 

Let op!
à + le > au
à + les > aux
https://apprendre.tv5monde.com/fr/exercices/a1-debutant/grammaire-avoir-mal

Slide 3 - Diapositive

Grammaire




Nieuw onderwerp:
Het delend lidwoord.

Een woord die in het Nederlands.. niet bestaat?!

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Het delend lidwoord

Hij bestaat niet in het Nederlands!

Nederlands: geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord..? Dan in het  Frans: gebruik het delend lidwoord.


Bijvoorbeeld; Ik eet chocola

Je mange du chocolat.

Slide 6 - Diapositive

Wanneer?
Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; DES pommes

Slide 7 - Diapositive

Vormen van het delend lidwoord
du = mannelijke woorden: du coca
de la = vrouwelijke woorden: de la limonade

de l' = bij klinker of h: de l'eau
des = meervoud: des pommes

Slide 8 - Diapositive


'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux trois des hamburgers
B
Je veux trois hamburgers.

Slide 9 - Quiz



'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je déjeune avec du fromage.
B
Je déjeune avec le fromage.

Slide 10 - Quiz



'Wil je kip?'

A
Tu veux du poulet ?
B
Tu veux des poulet ?
C
Tu veux de la poulet ?
D
Tu veux de l'poulet ?

Slide 11 - Quiz



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 12 - Quiz



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 13 - Quiz



'Ik wil een kilo appels'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 14 - Quiz



Na getallen gebruik je geen delend lidwoord.

A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 15 - Quiz

Het delend lidwoord




         J'ai pris du jambon            -               Ik heb ham genomen
         Tu veux de la salade          -               Wil je sla? 
Als er in het Nederlands geen lidwoord of geen getal voor het zelfstandig naamwoord staat, komt er in het Frans een delend lidwoord (du/de la/de l' of des) voor het znw. 

Slide 16 - Diapositive

DE L'
DES
DE
DES
Je mange ........... fruits.
Tu donnes ......... cadeaux.
Il achète 3 kilos ...... pommes
Il boit ...... eau

Slide 17 - Question de remorquage

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 18 - Question de remorquage


Gelukt om het te begrijpen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage